los adjetivos alto bajo
guapo feo bueno

Bien / bueno

mal(o) largo corto
limpio sucio seco
mojado abierto cerrado
lleno vacio rico
pobre gordo delgado
alegre triste feliz
infeliz simpatico exigente
laag hoog de bijvoeglijk naamwoorden
goed

goed

lelijk knap
kort lang slecht
droog vies schoon
gesloten open vochtig
lekker / rijk leeg vol
dun / slank dik arme
gelukkig / blij verdrietig / somber vrolijk
veeleisend aardig ongelukkig
cariƱoso listo tonto
inteligente estupido divertido
aburrido

desagradable / aburrido

agradable desagradable

desagradable / aburrido

dom slim lief
grappig stommeling intelligent
vervelend

vervelend

gezellig vervelend

vervelend