Spaans : Nederlands a cambio = in ruil daarvoor contra / [a cambio de] = tegen a domicilio = aan huis a lo largo de = gedurende a orrillas de = aan de oever van a partir de = vanaf a pesar de todo = ondanks alles a través de = via aburrido aburrida = saai aburrirse = zich vervelen acercarse = dichterbij komen aclarar = ophelderen aconsejar = aanbevelen acordarse de = zich herinneren acostarse = naar bed gaan / gaan liggen adaptado adaptada = aangepast adaptarse = zich aanpassen adicional = extra adjuntar = bijvoegen adjunto adjunta = bijgevoegd advinar = raden afectar = schaden / aantasten agradecer = danken / bedanken enseguida / [ahora mismo] = meteen ahora se pone Pepa = Pepa komt er aan al lado de = naast al mismo tiempo = gelijkertijd al principio = in het begin al revés = omgekeerd al ver el montón = bij het zien van de stapel alegrarse = zich verheugen alejado alejada = afgelegen algún alguna = een of andere algunas veces = soms alimentarse = zich voeden aliviar = verzachten añadir = toevoegen animarse = zijn krijgen / hebben anoche = gisterenavond antes que nadie = als eerste aprovechar la ocasión = van de gelegenheid gebruikmaken apuntar = noteren artificial = kunstmatig asistir a = bijwonen aumentar = toenemen / verhogen incluso / [aun] = zelfs avanzar = vooruitgaan bajar = downloaden basarse en = zich baseren op bastante = tamelijk bastar = voldoende zijn batir = kloppen bilingüe = tweetalig blando blanda = zacht bloquarse = vastlopen borrar = wissen buena presencia = verzorgd uiterlijk cada uno cada una = eenieder caerse = Vallen cambiar de cuidad = naar een andere stad verhuizen cansado cansada = moe cargar = laden casi nunca = bijna nooit producir / [causar] = veroorzaken cierre = sluit cocido cocida = gekookt iniciar / [comenzar] = beginnen comer de manera poco sana = niet erg gezond eten comerse = opeten cometer errores = fouten maken como vuelvas a decir = als nog één keer zegt exigente / [complejo compleja] = veeleisend compruebe = controleer comunicarse con = contact opnemen met con detalle = rijk aan details sencillo sencilla / [con facilidad] = eenvoudig con respecto a = met betrekking tot con tiempo = rustig conducir una moto = motorrijden conextar = verbinden congelado congelada = diepgevroren conocido conocida = bekend conseguir = verwerven conseguir dinaro = aan geld komen contar = vertellen contener = bevatten [contra] / a cambio de = tegen contratar = contracteren contribuir a = bijdragen aan convivir = samenleven cotidiano cotidiana = dagelijks correspondiente = bijbehoren / bijpassend corrija = corrigeer cotarse el pelo = zijn haar laten knippen crear = creéren cremoso cremosa = romig cuadrado cuadrada = vierkant cuanto antes = zo spoedig mogelijk cuanto antes mejor = hoe eerder hoe beter cuánto tiempo = hoelang cubierto cubierta = bedekt cuénteles = vertel hen dar las gracias = bedanken dar un consejo = advies geven darse cuenta de que = merken dat de (mucha) confianza = vertrouwd de nuevo = opnieuw de parte de quién = wie kan ik zeggen de repente = plotseling de viaje = op reis debutar = debuteren [decidirse] por = kiezen voor dedicarse a = zich wijden aan deducir = afleiden parar de / [dejar de] = stoppen met dejar un recado = een bericht achterlaten demasiado = te veel dentro = erin desarrollado desarrollada = ontwikkeld desde = sinds desde el aire = uit de lucht desde el principio = vanaf het begin [desde hace] / desde = sinds desde lejos = van ver despertar el interés = interesse wekken destruido destruida = vernietigd desvirtuar = aantasten dígame? = hallo disfrutar de = genieten van disparar = schieten / vuren disponer de = beschikken over distinto distinta = verschillend divertirse = zich vermaken doler = pijn doen duro dura = moeilijk el abrazo = omarming el abrelatas = blikopener el abverbio = bijwoord el afilalápices = puntenslijper el agua del grifo = kraanwater las instalaciones / [el alojamiento] = accomodatie el alumno = cursist el anfitrión la anfitriona = gastheer gastvrouw el apellido = achternaam el archivador = map el armario = kast el arte contemporáneo = hedendaagse kunst el asesor la asesora = adviseur adviseuse el asiento portabebés = kinderzitje el asunto = aangelegenheid el asunto legal = juridische aangelegenheid el atasco = file el baile = dans el balneario = kuuroord el bote = pot el brazo = arm el brindis = toast el buatizo = doop el buscador = zoekmachine el cabello = haar el cabritillo = geitje el cálculo = berekening el campo = veld el caramelo = snoepje el celo = plakband el cerdo = varken el chubasco = regenbui el chupa chups = lolly el cilantro = koriander el clima de trabajo = arbeidsklimaat el codo = elleboog el comedor = eetkamer el consejo = raad el cordero = lam el cretino la cretina = idioot el cubo de basura = afvalemmer el cuento = sprookje el cuento popular = volkssprookje el cuerpo = lichaam el cuidado = voorzichtigheid el curso de formación = cursus / opleiding el dado = dobbelsteen el decanso = het uitrusten el dedo = vinger el departamento de contabilidad = boekhoudafdeling el departamento de recursos humanos = afdeling personeelszaken el desempleo = werkloosheid el diente = tand el distribuidor = distributeur el electrodomésticos = huishoudelijke apparaten el enanito = dwergje el encargado = verantwoordelijke el enemigo = vijand el enlace = verloving el envío = zending el equipage = bagage el esclavo la esclava = slaaf slavin el escritorio = bureau el esfuerzo = inzet el espectácula = voorstelling el espejo = spiegel el estómago = maag el extra de cine = figurant el extracto = uittreksel el folleto = folder el fondo = bodem el frijon = boon el funcionamiento = het functioneren el glaciar = gletsjer el guión = draaiboek el gusto = voorkeur el hecho = feit el hielo = ijs el horario de trabaja = werktijden el hueso = pit el humo = rook el idioma materno = moedertaal el imperio = rijk el importe = bedrag el impuesto = belasting el invierno = winter el itinerario = route el jarabe contra la tos = hoestsiroop el jerez = sherry el ladrón = rover el lago = meer el lápiz = potlood el lavabo = wastafel el lugar de encuentro = ontmoetingsplaats el marcador temporal = tijdsaanduiding el marco = raamwerk el miedo = angst el miembro = lid él mismo = hij zelf el montón = hoop el motorista = bromfietser el mundo al revés = de wereld op z'n kop el músculo = spier el occidental la occidental = westerling el oeste = westen el ombligo = navel el orden del día = agenda el oso de peluche = knuffelbeer el otoño = herfst el pago = betaling el palo = stokje el papel higiénico = wc papier el paraguas = paraplu el paraíso = paradijs el párrafo = alinea el participio = voltooid deelwoord el paso = stap el pecho = borst el pedido = bestelling el període de prueba = proeftijd el pincho = spiesje el piso compartido = gedeelde woning el placer = genoegen / vreugde el polo = ijsje el pórtico = zuilengang el pozo = put el prejuicio = vooroordeel el prestigio = aanzien / prestige el proceso de selección = selectieprocedure el progreso = vooruitgang el propietario la propietaria = eigenaar eigenares el puente = brug el puesto de trabajo = arbeidsplaats el ratón = muis el recorrido = tocht / rondrit el refresco = frisdrank el requisito = vereiste el respaldo = rugleuning el retraso = vertraging el revisor = conducteur el robo = diefstal el sabor = smaak el sacacorchos = kurkentrekker el socio = partner la socia = partner / maat / [vennoot] el sombrerito = hoedje el sótano = kelder el suceso = gebeurtenis el sueldo = loon el sueldo inicial = beginsalaris el taller = werkplaats el teclado = toetsenbord el terremoto = aardbeving el trabaja por horas = werk per uur el trabajo fijo = vast werk el trabajo por turnos = werk in ploegendienst el trato = omgang el trocito = stukje el trozo = stuk / part el verano = zomer el vidrio = glas el viento = wind el vuelo de conexión = aansluitende vlucht el vuelo directo = rechtstreekse vlucht el zorro = vos elija = kies uit en común = gezamenlijk en cuanto a = wat betreft en el fondo de la cesta = onder in de mand en espera de = in afwachting van en favor de = ten gunste van en fin = kortom en malas condiciones = beschadigd en negrita = vetgedrukt en parte = deels justo / [en punto] = precies en referencia a = naar aanleiding van en una proporción importante = in belangrijke mate en vez de = in plaats van encantar = heel leuk vinden encargarse de = zich bekommeren om encender = aanzetten encima de = boven encontrar = vinden enganchar = betrekken bij engreído engreída = verwaand [enseguida] / ahora mismo = meteen enseñar = [tonen] / onderwijzen entablar amistad = vriendschap sluiten enterarse de = erachter komen entonces = toen entrar en contacto = in contact treden equilibrado equilibrada = uitgebalanceerd equivocarse = zich vergissen erróneo = verkeerd escriba = schrijf ese mismo día = diezelfde dag espera = wacht esperando su repuesta = in afwachting van uw antwoord espontáneo espontánea = spontaan estar acostumbrado a = gewend zijn te estar como una rosa = er stralend uitzien estar dispuesto a = bereid zijn te estar mareado mareada = duizelig zijn estar resfriado resfriada = verkouden zijn estar sentado = zitten estimado estimada = geachte estirarse = uitrekken estrangular = wurgen estresar = zich druk maken eterno eterna = eeuwig evitar = vermijden' voorkomen excavado excavada = uitgegraven [exigente] / complejo compleja = veeleisend feliz = gelukkig fijar = vastleggen fijarse en = letten op formar parte = deel uitmaken formule = formuleer fuera de casa = buitenshuis fuerte = sterk ganarse la vida = zijn brood verdienen gracias a = dankzij gracias de todos modos = toch bedankt grave = erg hábitos = gewoontes hablan = spreek hace cuánto tiempo = hoe lang geleden hace mucho calor = het is erg warm hace un grado bajo cero = het is een graad onder nul hacer falta = nodig zijn hacia = Tot aan hacia adelante = naar voren hasta hace pocos años = tot enkele jaren geleden helado helada = bevroren hermoso hermosa = prachtig hizo = zij maakte honrado honrada = eerlijk hoy mismo = vandaag nog humano humana = menselijk húmedo húmeda = vochtig igual que = net als imaginario imaginaria = denkbeeldig importar = van belang zijn improvisen = improviseer inadecuado inadecuada = ongepast inaugurar = inwijden incluir = insluiten [incluso] / aun = zelfs [iniciar] / empezar = beginnen insoportable = onverdraaglijk intentar = proberen intercambiar = uitwisselen presentar / [introducir] = introduceren inútil = onnodig invertir = investeren ir a ver = bezoeken tomar algo / [ir de copas] = wat gaan drinken jubilarse = met pensioen gaan [justo] / en punto = precies la abeja = bij la abreviatura = afkorting la actitud = houding la actividad habitual = gebruikelijke handeling la afición = hobby la altura = hoogte la amabilidad = vriendelijkheid la antigüedad = oudheid la artesanía = ambachtswerk la bandeja = postbakje la basura = vuilnis la batidora = mixer la belleza = schoonheid la boca = mond la bombilla = gloeilamp la bruja = heks la búsqueda = zoektocht la cabeza = hoofd la cadena de tiendas = winkelketen la caja = doos / kist la cualidad / [la calidad] = kwaliteit la calleja = steeg la capacidad de gestión = leidinggevende capaciteiten la carretera = autoweg la cascade = waterval la casilla = vakje / veld la cebolla = ui la celebración = viering la cesta = mand la chimenea = schoorsteen la cintura = middel / taille la circunstancia = omstandigheid la clave de acceso = wachtwoord la columna = zuil la comida basura = junkfood la comisaría = politiebureau la compañía de seguros = verzekeringsmaatschappij la concha = schelp la confusión = vergissing la conjugación = vervoeging la contratación = indienstneming la cordillera = bergketen la cortesía = beleefdheid la cortina = gordijn la cosita = kleinigheidje [la cualidad] / la calidad = kwaliteit la cucharilla = theelepel la declaración = verklaring la dependencia = afhankelijkheid la desaparición = verdwijning la dirección electrónica = e-mailadres la diversión = vermaak la droga = drug la duda = twijfel la editorial = uitgeverij la empresa automovilística = autofabrikant la entrevista = onderhoud / interview la envidia = jalouzie la escala = tussenlanding la espalda = rug la temporada / [la estación del año] = seizoen la estadística = statistiek la estrategia = strategie la fachada = voorgevel la facilidad = gemak / gave la familiaridad = vertrouwdheid la fecha de entrega = leverdatum la feria del libro = boekenbeurs la fila = rij la formación = opleiding la garganta = keel la goma = gum la gota = druppel la grasa = vet la grúa = takelwagen la hoja = vel / blad la ida = heenreis la impresora = printer la inauguración = opening / inwijding la incorporación = toetreding la initiativa = initiatief la jerarquía = hiërarchie la jornada = werkdag la jornada completa = fulltime la joya = juweel la jubilación = pensionering la línea = on line la llave = sleutel la luna llena = volle maan la madera = hout la maleta = koffer la manta = deken la manzanilla = kamillethee la máquina = machine la mercancía = handelswaar la moneda = munteenheid la moraleja = moraal la muñeca = pop la muralla = muur la nariz = neus la navaja = zakmes la nevera = koelkast la niebla = mist la nieva = sneeuw la niñez = kindertijd la nube = wolk la ocasión = gelegenheid la orilla = oever la paciencia = geduld la página principal = homepage la pantalle = beeldscherm la papelera = papierbak la pared exterior = buitenmuur la paz = vrede la percha = kleerhanger la perífrasis verbal = werkwoordsconstructie la persona mayor = oudere persoon la piedra = steen la piel = huid la pierna = been la pimienta = peper la pintura = schilderkunst la pista de tenis = tennisbaan la pizarra = bord la pocisión inicial = uitgangspositie la prioridad = prioriteit la promoción = aanbieding la propuesta = voorstel la reclamación / [la queja] = klacht la rana = kikker [la reclamación] / la queja = klacht la referencia = bestelnummer la revista = tijdschrift la ruta ecuestre = ruiterpad la sábana = laken la sala de espera = wachtkamer la salud = gezondheid la seguridad = zekerheid la selva = oerwoud la sierra = gebergte la silla giratoria = draaibare stoel la sobremesa = het natafelen la socia = [partner / maat] / vennoot la suerte = geluk / lot la superficie = oppervlakte la taquilla = kassa / loket la tarifa fija = vaste prijs [la temporada] / la estación del año = seizoen la tienda de recuerdos = souvenierwinkel la tienda electrónica = onlinewinkel la tiniebla = duisternis la tirita = pleister la toalla = handdoek la tonelada = ton la tontería = iets doms la tormenta = onweer la urbanización = dorp la venda = verband la visita guiada = rondleiding la vuelta = terugreis la zona = gebied lamentablemente = helaas lamentar = betreuren lanzar = lanceren las comodidades = voorzieningen [las instalaciones] / el alojamiento = accomodatie las medias = panty las tijeras = schaar las zappatillas = sloffen / pantoffels lean en voz alta = lees hardop les saluda atentamente = Hoogachtend libro de bolsillo = woordenboek llamado llamada = zogenaamd llamar la atención a alguien = iemand opvallen lleno llena = vol llevar = brengen / uitvoeren llevar consigo = bij zich hebben llueve = het regent lo menos posible = zo min mogelijk lo norma de comportamiento = gedragdregel los alrededores = omgeving los demás = de anderen los dulces = snoep los mariscos = zeevruchten los mayores = ouderen los negocios = zaken / zakenleven los novios = bruidspaar maduro madura = rijp malo mala = slecht maltratar = mishandelen mandar = sturen / zenden manejar la cuenta del banco = bankzaken regelen mantenerse en forma = in vorm blijven más arriba = hoger matar = doden matinal = ochtend- me hace pensar de = dat doet me denken aan me parece que = het lijkt me dat me recuerda = het herinnert me aan medieval = middeleeuws mejorar = verbeteren menos mal que = gelukkig dat meterse en = verzeild raken in mientras = terwijl mismo = zelf misterioso misteriosa = geheimzinnig modesto modesta = eevoudig molestar = ergeren mortal = dodelijk enseñar / [mostrar] = tonen mudarse = verhuizen nadar = zwemmen nieva = het sneeuwt no es para tanto = het is de moeite niet no se preocupe! = maakt u zich geen zorgen no tuve más remedio que = er zat voor mij niets anders op nos encantaría ir = wij zouden heel graag komen nos gustaría ir = wij zouden graag komen notar = opmerken nublado nublada = bewolkt o bien = ofwel obligar a = dwingen te obligar a alguien = iemand dwingen ocurrir = gebeuren odiar = haten ofrecer = aanbieden olvidar = vergeten otorgar = toekennen otra vez será = een andere keer oye = luister para qué? = waarvoor [parar de] / dejar de = stoppen met parecido parecida = vergelijkbaar pasar la aspirador = stofzuigen pasar por ahí = daarlangs gaan pase = komt u verder pedir información = informatie opvragen pegajoso pegajosa = kleverig pegar = [plakken] / kleven pelar = schillen / pellen peligroso peligrosa = gevaarlijk pesado pesada = Zwaar picar = hakken poner una cama extra = een extra bed neerzetten poner una cara = een gezicht trekken ponerse crema = zich insmeren ponerse de pie = opstaan pongan = zet por casualidad = toevallig por cuenta propria = voor eigen rekening por donde = waardoor por ello = daarom por fin = eindelijk por la presente = hierbij / bij deze por lo general = over het algemeen por lo menos = ten minste por motivos profesionales = vanwege het werk por quánto tiempo = voor hoelang por qué te has molestado? = dat was toch niet nodig geweest por supuesto = vanzelfsprekend preocuparse = zich zorgen maken [presentar] / introducir = introduceren preservar = beschermen ya que / [pro cuanto que] = aangezien [producir] / causar = veroorzaken profundo profunda = diep propio propia = eigen introducir / [proponer] = voorstellen que cumplas muchos más! = en nog vele jaren qué detalle = wat attent qué están haciendo = wat zijn ze aan het doen qué le pasa = wat mankeert u qué pena = wat jammer que se mejore! = beterschap qué va! = Echt niet quedan pocas entradas = er zijn nog een paar kaarten [quedar] con = [afspreken] met quedarse con la boca abierta = met open mond staan quedarse en casa = thuisblijven quejarse = klagen quererse = van elkaar houden quitar = verwijderen quitarse = uittrekken raro rara = apart rascacielos = wolkenkrabbers rechazar = afwijzen recoger = afhalen recordar = herinneren / onthouden recortable = om uit te knippen referirse a = betrekking hebben op regresar = terugkeren reírse = lachen relajarse = ontspannen rellenar = invullen requerir = vragen / verlangen respirar = ademen responder a = antwoorden op resulta que = het is zo dat robar = stelen rodear = omgeven rogar = verzoeken roto rota = kapot ruidoso ruidosa = lawaaiig rutinario rutinaria = routinematig sacar = halen salir bien = goed gaan salvar = redden satisfecho satisfecha = tevreden se sirven ellos mismos = ze bedienen zichzelf seguir = nog steeds iets doen seguir igual = gelijk blijven seguir siendo = nog steeds zijn seguir sin = nog steeds niet doen según mi experiencia = naar mijn ervaring según sus deseos = volgens uw wensen según usted = volgens u seguro que = vast en zeker señal de cortesía = teken van beleefdheid [sencillo sencilla] / con facilidad = eenvoudig sentarse = gaan zitten sentir = passen van kleding sentirse = zich voelen ser capaz de = in staat zijn te ser el ombligo del mundo = het centrum van de wereld zijn servirse = zich bedienen luego no comemos = anders kunnen we straks niets meer op simular = spelen / nadoen sucio sucia = vies sobre todo = vooral soler = gewoon zijn te solicitar un puesto = naar een functie solliciteren solucionar = oplossen soñar = dromen sorprentendente = verrassend subir = stijgen / [instappen] subir en ascensor = met de lift naar boven gaan subrayar = onderstrepen sueldo negociable = loon bespreekbaar sumar = optellen [suponer] / sospechar = vermoeden sustituir = [vervangen] / situeren tanto...como = zowel...als tardar dos meses en = twee maanden nodig hebben te apetece? = wil je te sienta muy bien = het staat je heel goed temporal = tijdelijk ten cuidado = wees voorzichtig tener dolor de muelas = kiespijn hebben tener el gusto de = het genoegen hebben tener facilidad de trato con la gente = goede contactuele vaardigheden hebben tener ganas de = zin hebben in tener lugar = plaatsvinden tener quemaduras de sol = door de zon verbrand zijn tener razón = gelijk hebben tener suerte = geluk hebben testigo = getuige todo entero toda entera = geheel en al todo lo relacionado con = alles wat te maken heeft met [tomar algo] / ir de copas = wat gaan drinken tomar el pulso = de pols voelen tomar en cuenta = rekening houden trabajador trabajadora = hardwerken traducir = vertalen tranquilamente = rustig / kalm [tratarse de] / tratar de = gaan over tremendo tremenda = enorm / verschrikkelijk tutear = tutoyeren un consejo más = nog één tip un fuerte ambrazo = hartelijke groeten un par de = enkele / een paar usar = gebruiken valer la pena = de moeite waard zijn vaya! = niet waar! Jeetje! venga = kom op / toe verse obligado a = zich gedwongen zien te vestido vestida = gekleed volver a lo anterior = teruggaan vomitar = overgeven vuelo con escalas = vlucht met tussenlanding ya está = klaar ya han salido todas las maletas = alle koffers zijn al gekomen ya no = niet meer ya no quedan plazas = er zijn geen plaatsen meer [ya que] / pro cuanto que = aangezien yo en tu lugar = als ik jou was