recomendar ofrecer encender
marcar

marcar

declararse

denunciar / declararse

llegar
enseãr animar adaptar
demostrar atrear aceptar

aceptar

ampliar dejar

dejar

respirar
adoptar escurrir cobrar
pedir hora

pedir hora

quedarse

quedarse

marcharse
cancelar estar de accuerdo

aceptar / estar de accuerdo

aceptar

aceptar / estar de accuerdo

anular obtener respuesta contestar
separar ofrecer asilo asociar
vivir aventuras freír dar miedo

dar miedo

aandoen aanbieden aanbevelen
aankomen aangeven

aangeven

aanduiden

markeren / aanduiden

aanpassen aanmoedigen aanleren
aanvaarden

akkoord gaan / aanvaarden

aantrekken aantonen
ademen achterlaten

achterlaten / loslaten

aanvullen
afrekenen afgieten adopteren
afstappen afspreken

staan / afspreken

tener sita

het uur vragen / tener sita

akkoord gaan

akkoord gaan

akkoord gaan

akkoord gaan

afzeggen
antwoorden antwoord krijgen annuleren
associëren asiel verlenen apart gaan wonen
bang zijn

angst geven / bang zijn

bakken avonturen beleven
agredecer cubrir manejar
engañar

defraudar / engañar

acabar

acabar

empezar
comprender mantenerse influir
convertir llamar

tocar el timbre / llamar

amueblar
regañar disponer de describir
tocar disputar pedir

pedir

conducir

conducir

pagar significar
apetecer llevar

llevar

mandar

mandar

confirmar guardar moverse

trasladar / moverse

obrar ponerse a prueba ? probar

probar

visitar cotizar adjuntar
bedienen tapar dar gracias
comenzar beëindigen

terminar / beëindigen

bedriegen

bedriegen

beïnvloeden behouden begrijpen
bemeubelen bellen

bellen

bekeren
beschrijven beschikken over beripsen / berispen
bestellen

vragen / bestellen

bespreken bespelen
betekenen betalen besturen

rijden / besturen

ordenar

enviar / ordenar

bevatten

wegbrengen / bevatten

bevallen / behagen
bewegen

bewegen

ver datos bevestigen
bewijzen / proberen

intendar / proeven / bewijzen / proberen

bewijzen bewerstelligen
bijvoegen / toevoegen bijdragen bezoeken
entrar soplar ponerse palido
quedar

permanecer / quedar

llevar

llevar

quedarse

permanecer / quedarse

hacer las compras construir

construir

arder
hacer punto romper traer

traer

concentrar contactar comprobar
bajar

bajar

agraderse bailar
pasar la noche

pasar la noche

poner la mesa

poner la mesa

lavar los platos
catar vino compartir / dividir pensar en
pensar cenar discutir
matar hacer

hacer

estar sordo
pasar bautizar tener sed
bleek worden blazen binnenkomen
blijven

blijven

blijven duren

wegbrengen / blijven duren

blijven

blijven

branden construeren

bouwen / construeren

boodschappen doen
gebiedende wijs

meebrengen / gebiedende wijs

breken breien
controleren contacteren concentreren
dansen dankbaar zijn dalen / disminuir

verminderen / dalen / disminuir

de vaat doen de tafel dekken

tefel dekken / de tafel dekken

de nacht doorbrengen

overnachten / de nacht doorbrengen

denken aan delen degusteren
discussiëren dineren crear
doof zijn doen / maken

maken / doen / doen / maken

doden
dorst hebben dopen doorbrengen
ducharse girar llevar

llevar

llevarse

llevarse

beber soñar
estar borracho durar empujar
hacer un trabajo poner un nombre montar una tienda
terminar acabar

acabar

saludarse
emigrar superar comer

comer / cenar

perdonar dar una fiesta fiestar
meter una pata formular sacar una foto
dorar funcionar ir
acostarse sentarse usar
volverser loco

volverse loco / volverser loco

tener plata ganar dinero
dragen

wegbrengen / dragen

draaien / afslaan douchen
dromen drinken dragen / pakken / meenemen

meennemen / dragen / pakken / meenemen

duwen duren dronken zijn
een winkel opzetten een naam geven een job hebben
elkaar begroeten terminar

terminar / beëindigen

acabar
eten

eten

er boven uit komen emigreren
feesten feest geven excuseren
foto nemen formuleren flater begaan
gaan functioneren fruiten
gebruiken gaan zitten gaan slapen
geld verdienen geld hebben gek worden

gek worden

creer traer suerte gozar
aprovechar estar harto de aburirse
rumorearse dar entregar

entregar

sonreir echar gustar madrugar
gastar bromas crecer

crecer

actuar
poner una firma odiar tener
haber

tener / haber

perdurar ayudar
repetir recordar reconocer
acordarse con pedir hora

pedir hora

llamarse
toser tener hambre esperar
pertenecer oír entender
genieten geluk brengen geloven
genoeg krijgen van tener suficiento disfrutar
geven

afleveren / geven

entregar geruchten verspreiden
graag vroeg opstaan Gooien sonrisar
handelen groeien

lengen van de dagen / groeien

grappen uithalen
disponer haten handtekenen
helpen hechten hebben

hebben

herkennen herinneren repasar
heten / noemen het uur vragen

het uur vragen / tener sita

het eens worden met
hopen honger hebben hoesten
verstaan horen horen bij
gustar alquilar cansarse con
ir a visitar a vivir en exilio bajar en el sótano
contratar está comunicando estar en plena forma
inmaginar asesorar inaugurar
enterar subir

subir

interesar
entrevistar llenar rellenar
picar

picar

tranquilizar conocer
saludar elegir ver

ver

vestirse llevar

llevar

pegar

pegar

hacer clic subir

subir

pestañar
cocinar venir comprar
huwen huren encantar
in de kelder gaan in ballingschap leven iemand gaan bezoeken
in vorm zijn in gesprek in dienst nemen
inhuldigen dar consejas inbeelden
interesseren instappen

stijgen / instappen

inlichten
invullen vervullen interviewen
kennen kalmeren jeuken

pikken / jeuken

mirar

zien / mirar

kiezen kennismakenn
kleven

plakken / kleven

tener ropa

wegbrengen / tener ropa

kleden
knipperen klimmen

stijgen / klimmen

klikken
kopen komen preparar la cocina
ganarse la vida costar tener frío
obtener recorrer poder

poder

enfadarse

enfadarse

reir

reír / reir

hervir
aprender vivir leer
rumorear parecer enlazar
alojar

alojar

alojarse correr
escuchar almorzar tomar el poder
hacer

hacer

reparar moler
marcar

marcar

informar compartir
detener

detener

llevarse

llevarse

medir
disparar

disparar

maltratar estar mareado
koud hebben kosten kost verdienen
kunnen

mogen / kunnen

kruisen krijgen
laten koken lachen

lachen

kwaad worden

boos worden / kwaad worden

lezen leven leren
linken lijken / schijnen no decir la verdad
lopen logeren huisvesten

logeren / huisvesten

macht grijpen Lunchen luisteren naar
malen maken maken / doen

maken / doen / doen / maken

meedoen meedelen markeren

markeren / aanduiden

meten meennemen

meennemen / dragen / pakken / meenemen

meenemen

aanhouden / meenemen

misselijk zijn mishandelen mikken

schieten / mikken

modernizar star cansado deber
tener que ir tener que salir estar guapo
coser descender ascender

decolar / ascender

valolar acercar tender
coger tomar acabar de llegar
acabar de hacer necesitar anotar
rodear abrazar apayar
enseñar

enseñar

investigar desayunar
faltar descubrir encontrar
despedir salir de la rutina recibir
escapar secuestrar despertarse

despertarse

moeten moe zijn modernizeren
van nature moeten vertrekken moeten gaan
subir

subir

bajar naaien
neigen tot naderen naar waarde schatten
net aangekomen zijn nemen / pakken Nemen
noteren nodig hebben net gedaan hebben
ondersteunen omhelzen omgeven
ontbijten onderzoeken onderwijzen

tonen / onderwijzen

ontmoeten ontdekken ontbreken
ontvangen ontsnappen aan de sleur ontslaan
ontwaken

wakker worden / ontwaken

ontvoeren ontvluchten
ir de bares ir de peregrinage mandar

mandar

abrir

inaugurar / abrir

recoger

recoger

cuidar

cuidar

solucionar grabar etablir
arreglar

arreglar

ordenar transferir
trasladar

mover / trasladar

pasarse vomitar
agobiar cruzar convencer
anundar sacar aparcar
caber doler pegar

pegar

guiñar pelar limpiar
picar

picar

imprimir probar

probar

entrañar

entrañar

referir llover
dar mando

enviar / dar mando

op pelgrimstocht gaan op cafe gaan
opletten / oppassen

verzorgen / opletten / oppassen

ophalen

oprapen / ophalen

openen

openen

oprichten opnemen resolver
overbrengen ordenen opruimen / ordenen

regelen / opruimen / ordenen

overgeven overgaan bewegen

bewegen

overtuigen Oversteken overladen
parkeren pakken overvloedig zijn
plakken

plakken / kleven

pijn doen passen
poetsen plukken plimpen
intendar / proeven

intendar / proeven / bewijzen / proberen

printen prikken

pikken / prikken

regenen het regent refereren raar vinden

verbazen / raar vinden

gobernar registrarte viajar
contar tener en cuenta que reservar
restaurar dirigir

dirigir

gritar
revolver

revolver

oler descansar
pelear

pelear

colaborar convivir
divorcar regalar afeitarse
disparar

tirar / disparar

pintar calzar
descalzar escribir servir
sustituir

situar / sustituir

esquiar dormir
tragar cerrar nevar
cortar olfatear roncar
reizen registreren regeren
reserveren rekening houden met rekenen
roepen / schreeuwen richten tot

leiden / richten tot

restaureren
rusten ruiken roeren

teruggeven / roeren

samenwonen trabajar juntos ruzie maken

vechten / ruzie maken

scheren schenken scheiden
schoenen dragen schilderen schieten

schieten

serveren schrijven schoenen uitdoen
slapen skieën situeren

situeren

sneeuwen het sneeuwt sluiten slikken
snurken snuffelen snijden
ahorrar jugar deletrear
sentir

sentir

arrepentir practicar deporte
burlarse de hablar comunicar
quedarse

quedarse

caminar morir
torrear subir

aumentar / subir

pasar la aspirador
parar

parar

dejar de

parar de / dejar de

molestar
planchar estudiar mandar

mandar

tener éxito simpatizar llavarse los dientes
duren ir a tardar averiguar
poner la mesa

poner la mesa

firmar dibujar
llamar por teléfono ir al grano regresar
spellen spelen sparen
sporten spijt hebben van spijt hebben

voelen / spijt hebben

spreken met spreken spotten
fallecer marchar staan

staan / blijven

stofzuigen stijgen

stijgen

stierenvechten
storen stoppen met

stoppen met

dejar

doen stoppen / dejar

enviar

enviar / dar mando

studeren strijken
tanden poetsen sympathiseren succes hebben
descubrir te laat komen tardar
tekenen / schetsen tekenen tefel dekken

tefel dekken / de tafel dekken

volver a la anterior ter zake komen telefonear
revolver

revolver

volver el servicio a domicilio
tener tiempo añadir mostrar

enseñar / mostrar

brindar tratar de

tratar de

tirar saccar
casarse quitar expresar
salir

salir

gastar deslizar
encavador invitar a agotar
pronunciar bajar

bajar

efectuar
caer hacer cambiar de opinión luchar

pelear / luchar

conventirse

transformar / conventirse

corregir enlacer
unirse relacionar vincular
sospechar

sospechar

continuar

continuar

ganar

ameritar / ganar

thuisleveringsdienst terugkomen teruggeven

teruggeven / roeren

tonen

tonen

toevoegen tijd hebben
trekken trachten om

gaan over / trachten om

toosten
uitdrukken uitdoen trouwen
uitglijden uitgeven uitgaan

Weggaan / uitgaan

uitputten uitnodigen uitgraven
uitvoeren uitstappen

verminderen / uitstappen

uitspreken
vechten

vechten

van gedacht doen veranderen Vallen
verbinden mejorar veranderen

veranderen

relacionar vincular juntarse
verdienen

verdienen

verdergaan

vervolgen / verdergaan

pensar que

vermoeden / pensar que

desaparecer

disaparecer / desaparecer

fugarse

huir / fugarse

requerir

requerir

reunirse olvidar equivocarse
encantar aumentar

aumentar

mudarse
cumplir

cumplir

preferir vender
dejar

dejar

aliviar perder
evitar bajar

bajar

sospechar

suponer / sospechar

estar cansado disfrazarse mencionar
disculpar estar obligado

ser obligatoria / estar obligado

obligar
decorar esconder traducir
salir

salir

sustituir

sustituir

haburrirse

haburrirse / aburrir

continuar

continuar

completar asegurar
vereisen

exigir / vereisen

vluchten

vluchten

verdwijnen

verdwijnen

vergissen vergeten verenigen
verhuizen verhogen

stijgen / verhogen

gustar
verkopen verkiezen verjaren

volbrengen / verjaren

verliezen verlichten loslaten

achterlaten / loslaten

vermoeden

vermoeden

verminderen

verminderen / uitstappen

vermijden
vernoemen vermommen vermoeid zijn
verplichten verplicht zijn

verplicht zijn

verontschuldigen
vertalen verstoppen versieren
vervelen

vervelen

vervangen

vervangen / situeren

vertrekken

Weggaan / vertrekken

verzekeren vervolledigen vervolgen

vervolgen / verdergaan

rogar cuidar

cuidar

establezar
celebrar pescar huir

huir / fugarse

sentir

sentir

bastar seguir
proponer

introducir / proponer

prever preguntar
interrrogar pedir

pedir

temer que
valer avisar

avisar

esparar
despertarse

despertarse

pasear lavar
llevar

llevar

salir

salir

rechazar
despertar desear trabajar
tener calor saber hacer viento
ir de compras ganar

ganar

cambiar de
vestigen verzorgen

verzorgen / opletten / oppassen

verzoeken
vluchten

vluchten

vissen vieren
volgen voldoende zijn voelen

voelen / spijt hebben

vragen / verzoeken voorzien voorstellen

voorstellen

ser imossible vragen

vragen / bestellen

preguntar
wachten waarschuwen

decir / waarschuwen

waard zijn
wassen wandelen wakker worden

wakker worden / ontwaken

weigeren Weggaan

Weggaan / vertrekken

wegbrengen

wegbrengen / tener ropa

werken querer wekken
winderig zijn weten warm hebben
concertirse winnen

winnen / verdienen

winkelen
borrar convertirse fregar
bendicir decir avisar

avisar

estar segúr enviar merendar
poner estiarse se abrir paso
meterse cansarse

cansarse

relajarse
darse cuenta lavarse estar enferma
ver

ver

ser

ser / estar

tener ganas de
gustar cantar

trinar / cantar

buscar
preocuparse nadar sudar
callarse combinar despedirse
divertirse dejar

dejar

mejorar
wrijven worden wissen
decir

decir / waarschuwen

comentar zegenen
zes uurtje nuttigen zenden zeker zijn
zich een weg banen zich rekken zetten
zich ontspannen zich moe maken

moe worden / zich moe maken

zich mengen in
ziek zijn zich wassen zich realiseren
zin hebben zijn

zijn

zien

zien / mirar

zoeken zingen

zingen

encantar
zweten zwemmen zorgen maken
afscheid nemen combineren zwijgen
verbeteren achterlaten

achterlaten / loslaten

amuseren
ponerse nervioso

ponerse nerviosa / ponerse nervioso

ponerse enferma aprobar
traer

traer

atacar fundir
adivinar dedicar llover a cántaros
mezclar tocar madera respetar
comentar encagarse de acompañar
retirar cegadorar sorprender

entrañar / sorprender

comparar fijarse estar acatarrado
conjugar alcanzar morder
picar

picar

lucir piar

chillar / piar

hacer la cola acariciar criar
elogiar negarse aducir
slagen in ziek worden nerveus worden

nerveus worden

smelten aanvallen meebrengen

meebrengen / gebiedende wijs

regenen met bakken wijden aan voorspellen
respecteren hout vasthouden mixen, mengen
begeleiden op zich nemen reageren
verbazen

verbazen

blinderen / verblinden intrekken
verkouden zijn kijken naar vergelijken
bijten bereiken vervoegen
piepen

piepen

schitteren pikken

pikken / prikken

fokken mimar in de rij staan
aanvoeren nee zeggen loven
empeorar dar miedo

dar miedo

dar asco
dar pena dar risa ponerse nerviosa

ponerse nerviosa

ponerse triste

ponerse triste

estar triste estar enamorado de
hay hacer ilusión ocurrer
charlar repletar almacenar
chingar había dosificar
dar el pésame agarras entrenar
adornar transformar

transformar / conventirse

lanzar
dudar soler prevenir
lamentar

gemir / lamentar

ser divertido volar
embellecer

embellecer

sonar

sonar

prestar attencion
afschuw bezorgen angst geven

angst geven / bang zijn

verslechteren
nerveus maken

nerveus worden / nerveus maken

plezier bezorgen verdriet bezorgen
verliefd zijn triest zijn triest maken

triestig worden / triest maken

gebeuren blij maken er zijn
opslaan opvullen kletsen
doseren er was joder
oefenen grijpen deelneming betuigen
lanceren veranderen

veranderen

vereren
voorkomen gewoon zijn twijfelen
vliegen plezierig zijn klagen

klagen

aandacht schenken rinkelen

klinken / rinkelen

mooier maken

mooi maken / mooier maken

arreglar

arreglar

enfadar enfadarse

enfadarse

captar instalar pensar en nada
mojarse rascar engordar

engordar

adelgasar

adelgasar

envejecer hacerse viejo
embellecer

embellecer

enseñar

enseñar

derrumbarse
indignarse enloquecer requerir

requerir

amanecer anochecer prestar
crecer

crecer

equivocarse llevar a alguien
arrepentirse

arrepentirse / arrepentir

equivaler suponer

suponer / sospechar

construir

construir

aportar su granito de arena contribuir
ladrar maullar relinchar
boos worden

boos worden / kwaad worden

boos maken regelen

regelen / opruimen / ordenen

nergens aan denken installeren vangen
verdikken

dik worden / verdikken

krabben nat worden
oud worden verouderen afslanken

slank worden / afslanken

instorten onderwijzen

tonen / onderwijzen

mooi maken

mooi maken / mooier maken

exigir

exigir / vereisen

zot worden verontwaardigen
lenen avond worden sale el sol
om de tuin leiden vergissen lengen van de dagen

lengen van de dagen / groeien

vermoeden

vermoeden

gelijk staan met spijt hebben van

spijt hebben van

aportar steentje bijdragen bouwen

bouwen / construeren

hinniken miauwen blaffen
rebuznar mugir aullar
bruchir

rugir / bruchir

cantar

cantar

cacarear
piar

piar

quedarse ciego ser listo
estar listo introducir

introducir / proponer

entrener
soltar el rollo

dar la lata / soltar el rollo

aburrido aburrirse
aburrir

haburrirse / aburrir

invertir subrayar
estar en orden parar

parar

conducir

conducir

comprar el silencio quedarse atascado ahogar
haber bronca haberse metido aumentar

aumentar

calentarse arrugar

drogar / arrugar

inundar
navegar señalar fomentar
huilen loeien balken
kakelen kraaien

fluiten / kraaien

brullen

brullen

slim zijn blind worden tsjilpen

tsjilpen / piepen

bezighouden voorstellen

voorstellen

klaar zijn
zich vervelen vervelend zeuren

zeuren

onderstrepen omkeren vervelen

vervelen

rijden

rijden / besturen

doen stoppen

doen stoppen / dejar

in orde zijn
doen stikken vastzitten stilte kopen
stijgen

stijgen / verhogen

uithangen ruzie hebben
overstromen rimpelen

rimpelen

opwarmen
bevorderen signaleren varen
enrojeserce

ponerse rojo / enrojeserce

ponerse mejor calmarse

tranquilarze / calmarse

cansarse

cansarse

ponerse nerviosa

ponerse nerviosa

ponerse triste

ponerse triste

ponerse rojo

ponerse rojo / enrojeserce

oscurecer hacer de día
hacerse rico adelgasar

adelgasar

engordar

engordar

ponerse frío enrojecer volverse loco

volverse loco / volverser loco

ponerse moreno ponerse palido pedir prestado
tratar de

tratarse de / tratar de

pasar la noche

pasar la noche

situar

situar / sustituir

yacer venir al socorre de rescatar
descuidar basarse de tratarse de

tratarse de / tratar de

estar aburrido estar en la cola asustar
sentar agarrarse tapar
rustig worden

rustig worden

beter worden rood worden

rood worden

triestig worden

triestig worden / triest maken

nerveus worden

nerveus worden / nerveus maken

moe worden

moe worden / zich moe maken

licht worden donker worden rood worden

rood worden

dik worden

dik worden / verdikken

slank worden

slank worden / afslanken

rijk worden
gek worden

gek worden

rood maken koud worden
ontlenen bleek worden bruin worden
situeren

situeren

overnachten

overnachten / de nacht doorbrengen

gaan over

gaan over

redden te hulp komen liggen
gaan over

gaan over

baseren op verwaarlozen
angst aanjagen In de rij verveeld zijn
bedekken vasthouden doen zitten
presenciar permanecer

permanecer / quedarse

decolar

decolar / ascender

aterrizar persignarse entrellarse
tranquilarze

tranquilarze / calmarse

ser necesario entregar

entregar

rellenar cumplir

cumplir

negar
combatir el miedo dictar requerirse
salvar aplicar desmayar
practicar dirigir

dirigir

regar
tragar

tragar

tocar el timbre

tocar el timbre / llamar

enseñar

enseñar

cometer un crimen cometer atracar
defraudar

defraudar / engañar

blando sobornar
declarar revelar asustarse
subir

subir

blijven

blijven

bijwonen
neerstorten kruisteken slaan landen
afleveren

afleveren / geven

noodzakelijk zijn rustig worden

rustig worden

ontkennen volbrengen

volbrengen / verjaren

invullen
vereist zijn dicteren angst verslaan
flauwvallen toedienen bergen / redden
water geven leiden

leiden / richten tot

uitoefenen
tonen

tonen / onderwijzen

bellen

bellen

inslikken

inslikken / slikken

overvallen begaan misdaad begaan
omkopen zacht bedriegen

bedriegen

angstig zijn onthullen melden / verklaren
tirar

tirar / disparar

disaparecer

disaparecer / desaparecer

desalojar
multar estar borracho desvalijar
robar pelear

pelear / luchar

servir para
molestar ser obligatoria

ser obligatoria / estar obligado

dinunciar

denunciar / dinunciar

entrañar

entrañar / sorprender

sustraír saltar
doblar indicar sonar

sonar

drogar

drogar

dar la lata

dar la lata / soltar el rollo

secuestar
estornudar tener prisa pisar
echar el cerrojo tener un lío estafar
amenezar echar echar a correr
proteger considerar recuperarse de algo
ontruimen verdwijnen

verdwijnen

schieten

schieten

leeghalen dronken zijn beboeten
geschikt zijn voor vechten

vechten

sisar
aangeven

aangeven

verplicht zijn

verplicht zijn

storen
springen onttrekken verbazen

verbazen

klinken

klinken / rinkelen

wijzen plooien
gijzelen zeuren

zeuren

rimpelen

doperen / rimpelen

op iemands voet trappen haast hebben niezen
oplichten relatie hebben vergrendelen
op een lopen zetten Gooien bedreigen
bekomen overwegen beschermen
cazar desarticular delatar
wegzetten blanquear falsificar
denunciar

denunciar / dinunciar

drogar

drogar

ser el colmo
estar harto meterse en lo que no le importa jurarle
dejar en paz quedarse clavado tener educación
salirle muy caro extender la mano caer de espalda
pegar una patata dar una bofetado recoger

recoger

arrugar el frente mover

mover / trasladar

detener

detener

condenar herir auxilio
juzgar acusar defender
ágil cotillar ameritar

ameritar / ganar

verklikken ontmantelen jagen
vervalsen witwassen evadir
toppunt zijn doperen

doperen / rimpelen

aangeven

aangeven

zweren moeien beu zijn
opgevoed zijn versteld staan met rust laten
achterover vallen hand uitsteken duur uitkomen
oprapen

oprapen / ophalen

oorvijg geven schop geven
aanhouden

aanhouden / meenemen

bewegen

bewegen

fronsen
hulp vragen verwonden veroordelen
verdedigen beschuldigen berechten
verdienen

verdienen

roddelen lenig
enredabar gemir

gemir / lamentar

frotar

frotar los manos

chirriar

chirriar

rehabilitar reinsertar
rebuznar ladrar balar

balar

berrear

berrear

rugir

rugir / bruchir

rebramar
cantar

cantar

graznar

graznar

gruñir
relinchar aullar

aullar

cacarear
crotorar gluglutear arruar
arrullar cantar

cantar

graznar

graznar

chillar

chillar

parpar gorjear

gorjear

trisar reír

reír / reir

mugir
balar

balar

maullar chillar

chillar

wrijven

zich in de handen wrijven

klagen

klagen

in de war sturen
reclasseren rehabiliteren piepen

sjirpen / piepen

blaten

mekkeren / blaten

blaffen balken
burlen brullen

brullen

blèren

trompetteren / blèren

grommen gakken

snateren / gakken

fluiten

kraaien / fluiten

kakelen huilen / janken

huilen / janken / huilen

hinniken
knorren klokken klepperen
krassen

snateren / krassen

kraaien

kraaien / fluiten

koeren
kwelen

tsilpen / kwelen

kwaken krijsen

piepen / krijsen

loeien lachen

lachen

kwetteren
piepen

piepen / krijsen

miauwen mekkeren

mekkeren / blaten

silbar chirriar

chirriar

graznar

graznar

roncar ronronear berrear

berrear

gorjear

gorjear

trinar

trinar / cantar

zumbar
susurrar musitar hacer señas
follar apagar arriesgar
padecer enterarse de ostentar
erradicar llevar a cabo alojar

alojar

snateren

snateren / krassen

sjirpen

sjirpen / piepen

sissen
trompetteren

trompetteren / blèren

spinnen snurken
zoemen zingen

zingen

tsilpen

tsilpen / kwelen

signalen geven fluisteren ruizen
riskeren uitzetten neuken
tentoonspreiden op de hoogte zijn van lijden aan
logeren

logeren / huisvesten

doorvoeren uitroeien