Spaans : Nederlands
Una mesa para [tres personas] como = Een tafel voor [drie personen] graag
¿Podemos [comer afuera]? = Kunnen we [buiten eten]?
La carta por favor = De kaart alstublieft
¿Cuál es el [plato típico] de la región? = Wat is de [typisch gerecht] van de regio?
¿[Qué] desea usted beber? = [wat] wilt u drinken?
¿Qué tiene de tapas? = Wat voor tapas heeft u?
¿Tienen menú en [inglés]? = Heeft u een menu in het [Engels]?
Para nosotros [una cerveza] por favor = Voor ons [een biertje] alstublieft
Un vaso de vino [por favor] = Een glas wijn [alstublieft]
¿[Vino] tinto o blanco? = ¿Rode of witte [wijn]?
Más [pan], por favor = Nog wat [brood] alstublieft
¿Qué es lo que quieres [como titular]? = Wat wilt u [als voorgerecht]?
¿Y [de segundo]? = En [het tweede]?
¿Quieren postre [o café]? = Wilt u een toetje [of koffie]?
¿Cuál es el [menú] del día? = Wat is het [menu] van de dag?
[Tomamos] el diario = [we nemen] het dagmenu
[La cuenta], por favor = [de rekening], alstublieft
¿Les ha gustado la [comida]? = Hoe beviel het [eten]?
[La] comida estaba muy bueno = [het] eten was heel lekker