Spaans : Nederlands ¿Tiene ustedes sitio para [un caravana]? = Heeft u nog plaats voor [een caravan]? ¿Cuánto es el costo por persona por [día]? = Hoeveel kost het per persoon per [dag]? ¿Hay [electricidad]? = Is er [elektriciteit]? ¿Dónde están [las duchas]? = Waar zijn [de douches]? ¿A qué hora la puerta [abierta]? = Hoe laat gaat het hek [open]? Puede eligir [el sitio] usted mismo = U kunt [de site] zelf kiezen Este es el [número de su] emplazamiento = Dit is het [nummer van uw] site ¿Nos podría dar [un sitio tranquilo]? = Kunt u ons [een rustige plek]? Si no tiene otro lugar [bastante]? = Heeft u geen andere plek [vrij]? No hay [mucha sombra] = Er is hier [veel schaduw] ¿Tiene un punto plano [para el campista] = Heeft u een vlakke plek [voor de camper] [Se puede] aparcar el coche en la tienda? = [Mogen we] de auto bij de tent parkeren? ¿Hay [máquinas]? = Zijn er [wasmachines]?