Spaans : Nederlands Es amor a primera vista = Het is liefde op het eerste gezicht [Podemos] llevarnos bien unos con otros = [We kunnen] goed met elkaar opschieten [Ellos] no se llevan muy bien = [Ze] krijgen niet heel goed [Te extraño] mucho = [ik mis je] heel erg Te he echado [muchos] de menos = Ik heb [veel] minder gemist He soñado contigo = Ik heb over je gedroomd Pienso todo el [día] en ti = Ik moet de hele [dag] aan je denken Te [ríes] tan dulce = Je [lacht] zo lief Me gusta estar contigo = Ik wil bij je zijn [Se] fueron hace tiempo con los demás = [zij] gingen een tijdje met elkaar Yo [te amo muchisimo] = Ik hou heel veel van jou Yo también a ti = Ik ook van jou te quiero = Ik ben verliefd op je Yo tambíen de ti = Ik ook op jou Cuando te veo [otra vez?] = wanneer zie ik je [weer?] Te esperaré = Ik wacht op je [Me gusta] estar contigo = [Ik vind] het fijn om bij je te zijn Se han conocido este [año] = Ze hebben elkaar dit [jaar] leren kennen Juán y Maria se [casan] = Juán en Maria gaan [trouwen] Él está muy enamorado de [ella] = Hij is dol op [haar] Somos buenos [amigos] = Wij zijn goede [vrienden] No lo [soporto] = Ik kan hem niet [uitstaan]