Spaans : Nederlands
la oficina de Información Turística = het toeristenbureau
el folleto = de folder
dar un paseo = een wandeling maken
el anuncio = de reclame
la estatua = het standbeeld
el horario = de openingstijden
La entrada = het toegangsbewijs
descansar = uitrusten
llegar = aankomen / bereiken
tomar algo = iets drinken
el estadio de fútbol = het voetbalstadion
el parque = het park
el sombrero = de hoed
el punto de encuentro = de ontmoetingsplek
el símbolo = het symbool
oficial = officieel
la pasarela = de modeshow
el evento de moda = het mode-evenement
el sitio = de plek / de plaats
la moda = de mode
la colección = de collectie
las gafas de sol = de zonnebril
el monedero = de portemonnee
el reloj = het horloge
el collar = de ketting
los pendientes = de oorbellen
La bufanda = de sjaal
el guante = de want
[los complementos] de moda = de (mode-)accessoires
la creación = de outfit
La mochila = de rugzak