Spaans : Nederlands alto = hoog inolvidable = onvergetelijk disfrutar = genieten el nivel = het niveau la edad = de leeftijd el mejor = de beste el instructor / la instructora = de leraar / de lerares escribir un email = e-mailen reservar = reserveren / boeken el alojamiento = het verblijf la casita = het huisje iniciar / [empezar] = beginnen el ingrediente = het ingredient cada uno = iedereen el perfil = het profiel si te atreves = als je durft el corazón = het hart bailar = dansen hace calor = het is warm hace buen tiempo = het is mooi weer hace sol = de zon schijnt el viento = de wind la ola = de golf las montañas = de bergen esta tarde = vanmiddag esta mañana = vanmorgen esta noche = vanavond / vannacht