despertarse

despertarse ie

levantarse ducharse
aburrirse divertirse

divertirse ie

vestirse

vestirse i

ponerse llamarse acostarse

acostarse ue

tener ganas de hacer los deberes darse prisa
un montón dejar dar igual
ni siquiera el armario la vida diaria
el gimnasio el jersey pesado
soleado enamorado

enamorado

desafortunademente
desayunar cenar llegar
douchen opstaan wakker worden

wakker worden

zich aankleden

zich aankleden

zich vermaken

zich vermaken

zich vervelen
naar bed gaan

naar bed gaan

heten aantrekken (van kleding)
opschieten huiswerk maken zin hebben in
niet uitmaken lenen een hoop
het dagelijks leven de kast zelfs niet
vervelend de trui de sportschool
jammer genoeg verliefd

verliefd op

zonnig
aankomen eten / dineren ontbijten
charlar ir al colegio salir

salir

dormir conocer contar
uitgaan

Weggaan / uitgaan

naar school gaan kletsen
vertellen leren kennen slapen