levantarse despertarse

despertarse ie

vestirse

vestirse i

ponerse ducharse acostarse

acostarse ue

llamarse el jersey los vaqueros
la camiseta la falda la camisa
las zapatillas el vestido la mañana
la tarde la noche bueno
malo bonito feo
preferido caro barato
ordenado caótico perezoso
zich aankleden

zich aankleden

wakker worden

wakker worden

opstaan
gaan slapen

gaan slapen

douchen aantrekken
de spijkerbroek de trui heten
het overhemd de rok het T-shirt
de ochtend de jurk de sportschoenen
goed de avond / de nacht de middag
lelijk knap / mooi slecht
goedkoop duur favoriet
lui chaotisch netjes
simpático majo tranquilo
gracioso serio tímido

Él es muy tímido

honesto relajado estricto / -a
feo viejo joven
delgado gordo el padre
la madre el abuelo / la abuela el hijo / la hija
el hermano / la hermana el primo / la prima el niño / la niña
cenar mirar la tele estudiar
tomar algo ir a bailar tocar música
rustig aardig / leuk aardig
verlegen

Hij is heel verlegen

serieus grappig
streng relaxed eerlijk
jong oud lelijk
de vader dik dun
de zoon / de dochter de opa / de oma de moeder
het kind de neef / de nicht de broer / de zus
studeren televisiekijken eten / dineren
muziek maken gaan dansen iets drinken
el curso de natación
de zwemtraining