Spaans : Nederlands
católico = katholiek
discutido = (veel)besproken
poderoso = machtig
famoso / célebre = beroemd
miserable = ellendig
cariñoso = lief
dedicarse = zich wijden aan
descubrir = ontdekken
convertirse = veranderen / worden
introducir / [proponer] = voorstellen
morir = sterven
resultar = blijken
adorar = aanbidden
decidir = besluiten / [beslissen]
últimamente = de laatste tijd
sin embargo = toch
de todos modos = hoe dan ook
el abogado = de advocaat
el dependiente = de verkoper
el enfermero = de verpleegkundige
el obrero = de bouwvakker
el peluquero = de kapper
el policía = de politieagent
el entrenador = de trainer
el contratiempo = de tegenslag
la duda = de twijfel
la pobreza = de armoede
la profesión = het beroep
la lucha = de strijd
el problema = het probleem