Spaans : Nederlands actualizado = actueel alguien = Iemand aparte = (daar)naast apenas = nauwelijks el artículo = het artikel avanzado = gevorderd la calidad = de kwaliteit capaz = bekwaam la categoría = de categorie conseguir = verkrijgen la cosa = het ding dañar = beschadigen / pijn doen el descuento = de korting eliminar = uitschakelen la enseñanza = het onderwijs fantástico = fantastisch fijarse en = zich richten op informarse = informeren naar innecesario = onnodig llevar = meenemen el modelo = het model nadie = niemand la novedad = het nieuwtje obvio = duidelijk ofrecer = aanbieden peligroso = gevaarlijk la pieza = het stuk prepararse = zich voorbereiden la profundidad = de diepte reservar = reserveren la sección = de afdeling sencillo = eenvoudig La sensación = het gevoel la solución = de oplossing la velocidad = de snelheid