Spaans : Nederlands acostumbrarse a = wennen aan afortunadamente = gelukkig alquilar = huren apetecer = zin hebben in arruinar = vernielen atraer = aantrekken defender = verdedigen demandar = terugeisen / verzoeken demostrar = laten zien devolver = terugbrengen disfrutar = genieten dramático = dramatisch elegir = kiezen en cuanto a = wat betreft gracioso = grappig la historia = het verhaal imaginarse = zich voorstellen la interpretación = de interpretatie el mensaje = de boodschap molestar = lastig vallen la moral = de moraal el objetivo = het doel oponerse a = bezwaar maken tegen perseguir = achtervolgen / najagen [a pesar de] que = [ondanks] dat la posibilidad = de mogelijkheid el premio = de prijs proteger = beschermen real = waargebeurd reprochar = beschuldigen la solución = de oplossing suspense = thriller- tender a = neigen tot transcurrir / transmitir = overbrengen