Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • aufstehen = opstaan
  • sich duschen = douchen
  • frühstücken = ontbijten
  • zur Schule gehen = naar school gaan
  • nach Hause gehen = naar huis gaan
  • essen = eten
  • fernsehen = televisie kijken
  • schlafen gehen = gaan slapen
  • morgens = 's morgens
  • vormittags = 's ochtends
  • mittags = rond het middaguur
  • nachmittags = na de middag
  • abends = 's avonds
  • vorgestern = eergisteren
  • gestern = gisteren
  • heute = vandaag
  • morgen = morgen
  • übermorgen = overmorgen
  • zuerst = eerst
  • dann = daarna
  • früh = vroeg
  • spät = laat