Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • das Wetter = Het weer
  • der Regen = de regen
  • der Schauer = de regenbui
  • der Hagel = de hagel
  • der Schnee = de sneeuw
  • das Unwetter = het noodweer
  • das Gewitter = het onweer
  • der Frost = de vorst
  • der Wind = de wind
  • der Sturm = de storm
  • der Nebel = de mist
  • die Sichtweite = het zicht (afstand)
  • die Sonne = de zon
  • die Temperatur = de temperatuur
  • der Himmel = de hemel
  • die Luft = de lucht
  • der Schatten = de schaduw
  • trocken = droog
  • frisch = fris
  • heiß = heet
  • kühl = koel
  • kalt = koud
  • regnen = regenen
  • schneien = sneeuwen
  • wehen = waaien