Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • sich aufhalten in (+3) = verblijven in
  • beabsichtigen = van plan zijn
  • begrüßen = welkom heten
  • erleben = beleven / meemaken
  • passieren / geschehen = gebeuren
  • segeln = zeilen
  • übersetzen = vertalen
  • umsteigen = overstappen
  • verbringen = doorbrengen
  • verbrachte = bracht door
  • verbracht = doorgebracht
  • verreisen = op reis gaan
  • zelten = kamperen
  • zurückgehen /-kommen = teruggaan /-komen
  • amerikanisch = Amerikaans
  • italienisch = Italiaans
  • österreichisch = Oostenrijks
  • spanisch = Spaans
  • unterwegs = onderweg
  • wilkommen = welkom
  • am Strand liegen = aan het strand liggen
  • aus dem Spanisch ins Deutsche übersetzen = uit het Spaans naar het Duits vertalen
  • die Koffer packen = de koffers inpakken
  • mit einem Schiff = met een schip
  • Gute Fahrt! = Goede reis!
  • Wie sagt man das auf Deutsch? = Hoe zeg je dat in het Duits?
  • Ich bin in die Schweiz gefahren. = Ik ben naar Zwitserland gegaan.
  • Ich bin nach Italien geflogen. = Ik ben naar Italië gevlogen.
  • die Absicht = de bedoeling
  • der Amerikaner = de Amerikaan
  • die Amerikaner = de Amerikanen
  • der Ausflug = het uitstapje / de excursie
  • die Ausflüge = de uitstapjes / de excursies
  • der Aufenthalt = het verblijf
  • der Campingplatz = de camping
  • die Campingplätze = de campings
  • das Doppelzimmer = de tweepersoonskamer
  • das Einzelzimmer = de eenpersoonskamer
  • das Erlebnis = de belevenis
  • die Erlebnisse = de belevenissen
  • die Ferienwohnung = het vakantiehuisje / het appartement
  • die Fremdsprache = de vreemde taal
  • die Fremdsprachen = de vreemde talen
  • das Gepäck = de bagage
  • die Hin-/ Rückfahrt = de heen-/ terugreis
  • das Hotel = het hotel
  • die Hotels = de hotels
  • der Italiener = de Italiaan
  • die Italiener = de Italianen
  • der Österreicher = de Oostenrijker
  • die Österreicher = de Oostenrijkers
  • der Spanier = de Spanjaard
  • die Spanier = de Spanjaarden
  • Das Meer = de zee
  • der Plan = het plan / de plattegrond
  • die Pläne = de plannen / de plattegronden
  • der Reiseführer = de reisgids
  • die Reiseführer = de reisgidsen
  • der See = het meer
  • die Sprache = de taal
  • die Sprachen = de talen
  • der Strand = het strand
  • der Tourismus = het toerisme
  • der Wohnwagen = de caravan
  • das Zelt = de tent
  • die Zelte = de tenten