Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • in meiner Freizeit = in mijn vrije tijd
  • auf dem Sportplatz = op het sportveld
  • in der Turnhalle = in de sporthal
  • in der Schwimmhalle = in het zwembad (overdekt)
  • die Leichtathletik = de atletiek
  • in einem Verein = in een vereniging
  • der Klub = de club
  • das Mitglied = het lid
  • der Wettkampf = de wedstrijd
  • Schlittschuh laufen = schaatsen
  • Fußball spielen = voetballen
  • Tischtennis spielen = tafeltennissen
  • Hockey spielen = hockeyen
  • Volleyball spielen = volleyballen
  • trainieren = trainen
  • das Training = de training
  • der Trainer = de trainer
  • üben = oefenen
  • brauchen = nodig hebben, hoeven
  • tanzen = dansen
  • reiten = paardrijden
  • sammeln = verzamelen
  • gewinnen = winnen
  • verlieren = verliezen
  • stolz auf = trots op
  • enttäuscht = teleurgesteld
  • müde = moe
  • anstrengend = vermoeiend
  • jeden Monat = elke maand
  • regelmäßig = regelmatig
  • am liebsten = het liefst
  • sehr (schön) = erg, heel (mooi)