Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • die Lampe / -n = de lamp
  • der Sessel / ~ = de (grote / luie) stoel
  • die Straße / -n = de straat
  • die Altstadt = het oude centrum
  • der Stadtplan = de plattegrond van de stad
  • in der Nähe = in de buurt
  • die Gegend = de streek, de omgeving
  • das Viertel = de wijk
  • die Bank / ¨-e = de bank (om te zitten)
  • die Straßenbahn / -en = de tram
  • die U-Bahn = de metro
  • der Bus / -se = de bus
  • das Taxi / -s = de taxi
  • der Marktplatz = het marktplein
  • die Kirche / -n = de kerk
  • das Museum / die Museen = het museum
  • die Kreuzung / -en = het kruispunt
  • die Ampel / -n = het verkeerslicht
  • der Park / -s = het park
  • der Nachbar, die Nachbarin = de buurman, -vrouw
  • die Nachbarn = de buren
  • wiederholen = herhalen
  • sich setzen = gaan zitten
  • duschen = douchen
  • Das ist praktisch. = Dat is handig.
  • heizen = verwarmen
  • zur Post bringen = naar het postkantoor brengen
  • fertig sein = klaar zijn
  • leer = leeg
  • hässlich = lelijk
  • geradeaus = rechtdoor
  • da drüben = daarginds