Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • der Aufsatz = het opstel
  • das Ausland = het buitenland
  • ins Ausland fahren = naar het buitenland gaan
  • der Ausländer / ~ = de buitenlander
  • der Austausch = de uitwisseling
  • der Ausweis = het identiteitsbewijs
  • die Bevölkerung = de bevolking
  • die Brücke / -n = de brug
  • der Eidgenosse = (ander woord voor) de Zwitser
  • der Einwohner / ~ = de inwoner
  • die Erde = de aarde
  • der Europäer / ~ = de Europeaan
  • die EU = de EU
  • der Gegensatz / “-e = de tegenstelling
  • die Grenze / -n = de grens
  • die Gruppe = de groep
  • die Hauptstadt / “-e = de hoofdstad
  • die Klassenfahrt / -en = het schoolreisje
  • der Krieg / -e = de oorlog
  • die Kultur = de cultuur
  • die Landkarte / -n = de landkaart
  • die Meinung / -en = de mening
  • die Metropole = de metropool
  • das Problem / -e = het probleem
  • das Projekt / -e = het project
  • der Reichtum / “-er = de rijkdom
  • die Religion / -en = de religie
  • das Stück / -e = het stuk
  • der Unterschied / -e = het verschil
  • die Währung = de valuta, de munteenheid
  • die Wirtschaft = de economie, het bedrijfsleven
  • die Zeitung / -en = de krant
  • die Zusammenarbeit = de samenwerking
  • der Sinn = de zin, de betekenis
  • dafür / dagegen sein = (er)voor / (er)tegen zijn
  • damals = toen, destijds
  • eidgenössisch = (ander woord voor) Zwitsers
  • fremd = vreemd, onbekend
  • gehören zu = horen bij
  • international = internationaal
  • ja (midden in een zin) = immers
  • kontrollieren = controleren
  • kulturell = cultureel
  • modern = modern
  • selten = zelden, zeldzaam
  • sich streiten = ruziemaken, ruziën
  • teilen = delen
  • teilnehmen an = meedoen aan, deelnemen aan
  • (in)tolerant = (in)tolerant
  • wirklich = werkelijk, echt