Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • einkaufen = boodschappen doen
  • zum Supermarkt gehen = naar de supermarkt gaan
  • kochen = koken
  • das Obst = het fruit
  • das Gemüse = de groente
  • ein Kilo Äpfel = een kilo appelen
  • ein Liter Milch = een liter melk
  • die Bäckerei = de bakkerij
  • das Brot = het brood, de boterham
  • die Brote = de broden, de boterhammen
  • die Butter = de boter
  • der Aufschnitt = het beleg
  • die Wurst = de worst
  • der Schinken = de ham
  • der Käse = de kaas
  • die Marmelade = de jam
  • der Kaffee = de koffie
  • der Tee = de thee
  • der Fisch = de vis
  • das fleisch = het vlees
  • die Kartoffeln = de aardappelen
  • die Nudeln = de pasta
  • die Suppe = de soep
  • der Zucker = de suiker
  • der Pfeffer = de peper
  • das Salz = het zout