- Duits Nederlands
- der Abschluss = de afsluiting
- auf jeden Fall = in ieder geval
- die Schullaufbahn = de schoolloopbaan
- der Traum = de droom
- genau = precies
- die Zukunft = de toekomst
- das Studium = de studie
- selbstsicher = zelfverzekerd
- einverstanden = het ermee eens zijn
- der Rechtsanwalt = de advocaat
- überzeugen = overtuigen
- die Nachrichten = het nieuws
- die Schule wechseln = van school veranderen
- unheimlich gern = heel graag
- das Ausland = het buitenland
- Jura = rechten
- der Schriftsteller = de schrijver
- der Quatsch = de onzin
- unterrichten = lesgeven
- der Vertrag = het contract
- der Umsatz = de omzet
- beliebt = populair
- der Zeichner = de tekenaar
- sogar = zelfs
- klappen = lukken
- der Versuch = de poging
- obwohl = hoewel
- das Gehalt = het salaris
- unterstützen = ondersteunen
- der Comic = het stripverhaal
- die Werbung = de reclame
- der Außenseiter = de buitenstaander
- die Muskeln = de spieren