Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • anfauchen = uitvaren tegen / toesnauwen
  • die Angestellten = het personeel / de medewerkers
  • das Brett = de plank
  • der Gürtel = de riem / de gordel / de ceintuur
  • hören auf = gehoorzamen / luisteren naar
  • der Kalender = de agenda / de kalender
  • mitsamt = samen met
  • nächst = volgende
  • die Nervenheilanstalt = de psychiatrische inrichting
  • das Regal = het schap
  • spuren = gehoorzamen
  • die Axt = de bijl
  • bedauern = betreuren
  • die Beerdigung = de begrafenis
  • begeistert = enthousiast
  • gestalten = vorm geven / inrichten
  • großherzig = tolerant / grootmoedig / edelmoedig
  • hinterlassen = achterlaten
  • der Krebs = de kanker
  • die Nebenbuhlerin = de rivale
  • der Sarg = de doodskist
  • verbringen = doorbrengen
  • verprügeln = in elkaar slaan