Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • damals = toen
  • das Geschäft = de winkel
  • insgesamt = in totaal
  • jedoch = echter
  • die Marmelade = de jam
  • das Mehl = de bloem
  • der Nachtisch = het dessert, het nagerecht
  • der Pfannkuchen = de pannenkoek
  • sofort = meteen
  • die Torte = de taart
  • zubereiten = klaarmaken
  • der Zucker = de suiker