Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • Können Sie mich mit Herrn Rovers von der Verkaufsabteilung verbinden? = Kunt u mij met de heer Rovers van de afdeling verkoop doorverbinden?
  • Können Sie mir sagen, was die Pappschachteln kosten? = Kunt u mij vertellen hoeveel de kartonnen dozen kosten?
  • 500 Stück kosten 2500 Euro. = 500 stuks kosten 2500 euro.
  • Wie viel Mengenrabatt gewähren Sie uns? = Hoeveel kwantumkorting geeft u ons?
  • Wir haben eine große Auswahl. = We hebben een ruime keuze.
  • Unsere Preise sind vorteilhafter. = Onze prijzen zijn voordeliger.
  • Wie lange ist die Lieferfrist? = Hoe lang is de levertijd?
  • Der Versand ist kostenfrei. = Het transport is gratis.
  • Keine Ursache. = Graag gedaan.
  • Einen Moment bitte, ich verbinde. = Een momentje, ik stel door.
  • die Verpackung = de verpakking
  • das Fotoalbum = het fotoalbum
  • nämlich = namelijk
  • gewähren = toestaan
  • der Unterschied = het verschill
  • der Abzug = de aftrek
  • die Referenz = de referentie
  • der entscheidende Faktor = de doorslaggevende factor
  • die Dienstleistung = de dienstverlening
  • versagen = falen
  • anwesend = aanwezig
  • Bericht erstatten = verslag uitbrengen
  • Tausend = Duizend
  • Hundert = Honderd
  • Bescheid wissen = op de hoogte zijn van
  • Bescheid sagen = op de hoogte brengen
  • die Eilbestellung = de spoedbestelling
  • lieferbar = leverbaar
  • der Renner = de knaller
  • persönlich dafür sorgen = persoonlijk ervoor zorgen
  • teuer = duur
  • billig = goedkoop
  • die Kundennummer = de klantennummer
  • die Auftragsnummer = de ordernummer
  • die Artikelnummer = de artikelnummer
  • gespannt sein auf = benieuwd zijn naar
  • rechtzeitig = bijtijds
  • das Weihnachtsgeschäft = de kerstverkoop
  • die Winterstiefel = de winterlaarzen
  • schief gehen = fout gaan
  • in absehbarer Zeit = binnen afzienbare tijd
  • einzig = enig
  • der Wareneingang = de binnenkomende goederen
  • übermorgen = overmorgen
  • sich keine Sorgen machen = zich niet druk maken
  • zumindest = op zijn minst
  • genügend = voldoende
  • wären = zou zijn
  • nähere Auskunft = nadere inlichting
  • umgehend = omgaand