Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • beliebt = geliefd
  • der Cousin = de neef (zoon van oom of tante)
  • die Cousins = de neven (zoons van oom of tante)
  • die Cousine = de nicht (dochter van oom of tante)
  • die Cousinen = de nichten (dochters van oom of tante)
  • sich bedanken = danken
  • bekommen = krijgen
  • dumm = dom
  • eigentlich = eigenlijk
  • einverstanden = mee eens
  • Ich bin einverstanden. = Ik ben het ermee eens.
  • der Familienname = de achternaam
  • feiern = vieren
  • das Fest = het feest
  • die Feste = de feesten
  • der Geburtstag = de verjaardag
  • das Geschenk = het cadeau
  • die Geschenke = de cadeaus
  • geschieden = gescheiden
  • die Großmutter = de grootmoeder
  • der Großvater = de grootvader
  • sich interessieren für = zich interesseren voor
  • der Nachbar = de buurman
  • die Nachbarn = de buren
  • nett = aardig
  • der Onkel = de oom
  • die Onkel = de ooms
  • sich streiten = ruzie maken
  • stressig = zwaar, belastend
  • die Tante = de tante
  • die Tanten = de tantes
  • unbedingt = beslist
  • wunderbar = prachtig
  • zeigen = laten zien
  • der Frühling, im Frühling = de lente, in de lente
  • der Sommer, im Sommer = de zomer, in de zomer
  • der Herbst, im Herbst = de herfst, in de herfst
  • der Winter, im Winter = de winter, in de winter