Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • die Apotheke = de apotheek
  • in die Apotheke = naar de apotheek
  • der Arm = de arm
  • die Arme = de armen
  • Welcher Arm schmerzt? = Welke arm doet pijn?
  • der Arzt = de arts
  • die Ärzte = de artsen
  • der Bauch = de buik
  • die Bauchschmerzen = de buikpijn
  • das Bein = het been
  • die Beine = de benen
  • Welches Bein tut weh? = Welk been doet pijn?
  • dringend = dringend
  • erkältet sein = verkouden zijn
  • das Fieber = de koorts
  • furchtbar = vreselijk
  • der Fuß = de voet
  • die Füße = de voeten
  • das Gesicht = het gezicht
  • die Grippe = de griep
  • der Hals = de hals, de keel
  • die Hand = de hand
  • die Hände = de handen
  • Welche Hand ist verletzt? = Welke hand is gewond geraakt?
  • husten = hoesten
  • der Kopf = het hoofd
  • die Kopfschmerzen = de hoofdpijn
  • der Körper = het lichaam
  • die Krankheit = de ziekte
  • die Krankheiten = de ziektes
  • der Magen = de maag
  • das Medikament = het medicijn
  • die Medikamente = de medicijnen
  • der Mund = de mond
  • das Ohr = het oor
  • die Ohren = de oren
  • der Rücken = de rug
  • schlimm = erg
  • die Sprechstunde = het spreekuur
  • sich verletzen = gewond raken, gewond zijn
  • wehtun = pijn doen
  • Es tut weh. = Het doet pijn.
  • der Zahn = de tand, de kies
  • die Zähne = de tanden, de kiezen