Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • ansehen = bekijken
  • aufhören = ophouden, stoppen
  • aufpassen = opletten
  • aufräumen = opruimen
  • der Ausweis = het ID-bewijs
  • böse = boos
  • deshalb = daarom
  • das Ding = het ding
  • Das ist egal. = Het maakt niet uit.
  • sich entschuldigen = zich verontschuldigen
  • Ich entschuldige mich dafür. = Mijn verontschuldigingen daarvoor.
  • fallen = vallen
  • fast = bijna
  • fehlen = ontbreken
  • das Geschenk = het cadeau
  • die Geschenke = de cadeaus
  • gültig = geldig
  • hoffentlich = hopelijk
  • jetzt = nu
  • kaputt = kapot
  • Das tut mir leid. = Het spijt me.
  • nervös = zenuwachtig
  • Nett von Ihnen! = Aardig van u!
  • passieren = gebeuren
  • Was ist passiert? = Wat is er gebeurd?
  • plötzlich = plotseling
  • die Polizei = de politie
  • der Polizist = de politieagent
  • die Polizisten = de politieagenten
  • das Problem = het probleem,
  • die Probleme = de problemen
  • der Rucksack = de rugzak
  • die Rucksäcke = de rugzakken
  • mit dem Rucksack = met de rugzak
  • der Verkäufer = de verkoper
  • die Verkäufer = de verkopers
  • vorsichtig = voorzichtig
  • weil = omdat