Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • die Abfahrt = het vertrek
  • ankommen = aankomen
  • (sich) anziehen = zich aankleden
  • aussteigen = uitstappen
  • bei = bij
  • das Beispiel = het voorbeeld
  • zum Beispiel = bijvoorbeeld
  • benutzen = gebruiken
  • besuchen = bezoeken
  • draußen = buiten
  • das Fahrrad = de fiets
  • die Fahrräder = de fietsen
  • der Fußball = de voetbal
  • die Haltestelle = de halte
  • der Kuchen = de taart
  • der Morgen = de ochtend
  • der Nachmittag = de middag
  • schön = mooi
  • die Sehenswürdigkeit = de bezienswaardigheid
  • die Sehenswürdigkeiten = de bezienswaardigheden
  • spielen = spelen
  • wandern = wandelen
  • der Zug = de trein
  • zurück = terug