Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • frühstücken = ontbijten
  • die Schule = de school
  • Wann hast du aus? = Wanneer ben je uit?
  • morgens = 's morgens
  • nachmittags = 's middags
  • der Montag = de maandag
  • der Dienstag = de dinsdag
  • der Mittwoch = de woensdag
  • der Donnerstag = de donderdag
  • der Freitag = de vrijdag
  • der Samstag = de zaterdag
  • der Sonntag = de zondag