Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • den Weg zeigen = de weg wijzen
  • der Weg (-e) = de weg (richting)
  • die Straße (-n) = de weg (straat)
  • sich befinden (a-u) = zich bevinden
  • zu Fuß = te voet
  • mit dem Auto = met de auto
  • geradeaus gehen /fahren = rechtdoor lopen
  • an (+3) ... vorbei gehen = langs ... lopen
  • entlang (+ 3) = langs (evenwijdig aan)
  • überqueren = oversteken
  • sich einordnen = voorsorteren
  • einbiegen / abbiegen (o-o) = inslaan (links / rechts)
  • die Seitenstraße / die Querstraße (-n) = de zijstraat / de dwarsstraat
  • die Parallelstraße (-n) = de parallelweg
  • die Gasse (-n) = het steegje
  • die Sackgasse (-n) = de doodlopende weg
  • die Einbahnstraße (-n) = de eenrichtingsweg
  • der Boulevard (-s) = de boulevard
  • die Kreuzung (-en) = de kruising
  • die Ampel (-n) = het verkeerslicht
  • das Verkehrsschild (-er) = het verkeersbord
  • der Zebrastreifen (-) = het zebrapad
  • die Überführung (-en) = het viaduct
  • die Unterführung (-en) = de tunnel
  • der Verteilerkreis (-e) / der Kreisverkehr = de rotonde
  • die Brücke (-n) = de brug
  • das Viertel / der Stadtteil = de wijk
  • auf der linken Seite = aan de linkerkant
  • die Kurve (-n) = de bocht
  • an der Ecke = op de hoek
  • schräg gegenüber = schuin tegenover
  • in der Nähe von (+3) = in de buurt van
  • da drüben = daarginds
  • parken = parkeren
  • der Parkplatz ("-e) = de parkeerplaats
  • einen Parkschein lösen = een parkeerkaartje kopen
  • der Behindertenparkplatz = de invalidenparkeerplaats
  • die öffentlichen Verkehrsmittel = het openbaar vervoer
  • die Straßenbahn (-en) = de tram
  • die S-Bahn (-en) = de sneltram
  • der Bus (-se) = de bus
  • eine Fahrkarte kaufen = een kaartje kopen
  • die Streifenkarte (-n) = de strippenkaart
  • Linie 24 = lijn 24
  • die Bushaltestelle (-n) = de bushalte
  • die U-Bahn (-en) = de metro
  • der Zug ("-e) = de trein
  • der Hauptbahnhof ("-e) = het centraal station
  • das Taxi (-s) = de taxi
  • der Taxistand ("-e) = de taxistandplaats
  • die Taxifahrt (-en) = de taxirit
  • ein Auto mieten = een auto huren
  • der Autoverleih = de autoverhuur
  • geradeaus fahren = rechtdoor rijden