Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • die EC-Karte = het bankpasje
  • ein bisschen = een beetje
  • verstehen, begreifen = begrijpen
  • das Brötchen = het broodje
  • das Geschenk = het cadeautje
  • vorgestern = eergisteren
  • die Etage, der Stock = de etage
  • die Exkursion = de excursie
  • der Geldautomat = de geldautomaat
  • gesund = gezond
  • die Grippe = de griep
  • leider = helaas
  • husten = hoesten
  • das Fieber = de koorts
  • die Stunde = het lesuur
  • hell = licht (helder)
  • leicht = licht (niet zwaar) / makkelijk
  • die PIN-Nummer = het nummer van de pinpas
  • die Portion = de portie
  • die Pinnwand = het prikbord
  • der Reis = de rijst
  • zusammen = samen
  • die Schuhe = de schoenen
  • Mahlzeit! Guten Appetit! = Smakelijk (eten)!
  • das Spielzeug = het speelgoed
  • ein Praktikum machen = stage lopen
  • zu Hause bleiben = thuis blijven
  • die Zwiebel = de ui
  • der Ausflug = het uitstapje
  • die Erkältung = de verkoudheid
  • finden = vinden
  • schrecklich = vreselijk
  • krank = ziek
  • Lust haben = zin hebben
  • die Soße = de saus