Team Deutsch - Deel 2

Woordenlijsten Team Deutsch deel 2

Hier vind je de woordenlijsten van Team Deutsch van Intertaal.

Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • die Trauung = de huwelijksvoltrekking
  • wissen = weten
  • der / die Verwandte = het familielid
  • verwandt = verwant / familie van
  • wegrennen = wegrennen
  • der Pfarrer = de pastoor / de dominee
  • die Urgroßeltern = de overgrootouders
  • die Urgroßmutter = de overgrootmoeder
  • der Urgroßvater = de overgrootvader
  • schnarchen = snurken
  • die Braut = de bruid
  • der Bräutigam = de bruidegom
  • die Schwiegereltern = de schoonouders
  • die Schwiegermutter = de schoonmoeder
  • der Schwiegervater = de schoonvader
  • die Schwiegertochter = de schoondochter
  • der Schwiegersohn = de schoonzoon
  • das Blumenkind = het bloemenkind
  • die Tochter = de dochter
  • der Sohn = de zoon
  • der Cousin = de neef (zoon van oom of tante)
  • die Kusine = de nicht (dochter van oom of tante)
  • der Schwager = de zwager
  • die Schwägerin = de schoonzus
  • die Nichte = de nicht (dochter van broer of zus)
  • der Neffe = de neef (zoon van broer of zus)
  • der Mann = de man
  • die Frau = de vrouw
  • übrigens = overigens
  • vorstellen + D + A = voorstellen
  • Ich möchte dir meinen Cousin vorstellen. = Ik wil je mijn neef voorstellen.