Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • angenehm = aangenaam
  • die Anreise = de aankomst / heenreis
  • die Rufnummer = het abonneenummer
  • das Hallenbad = het binnenbad
  • das Freibad = het buitenbad
  • der Tag = de dag
  • die Sehenswürdigkeiten = de bezienswaardigheden
  • verbinden = doorverbinden
  • die Dusche = de douche
  • das Einzelzimmer = de eenpersoonskamer
  • gern geschehen = graag gedaan
  • gratis = gratis
  • die Halbpension = het halfpension
  • einrichten = inrichten
  • stimmen = kloppen, juist zijn
  • der Ausweis = de legitimatie
  • der Flughafen = de luchthaven
  • der Monat = de maand
  • (der) Januar = januari
  • (der) Februar = februari
  • (der) März = maart
  • (der) April = april
  • (der) Mai = mei
  • (der) Juni = juni
  • (der) Juli = juli
  • (der) August = augustus
  • (der) September = september
  • (der) Oktober = oktober
  • (der) November = november
  • (der) Dezember = december
  • die Woche = de week
  • (der) Montag = maandag
  • (der) Dienstag = dinsdag
  • (der) Mittwoch = woensdag
  • (der) Donnerstag = donderdag
  • (der) Freitag = vrijdag
  • (der) Samstag = zaterdag
  • (der) Sonntag = zondag
  • das Wochenende = het weekend