Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • To struggle with = Worstelen met
  • To blame = De schuld geven
  • Allocation = Toewijzing
  • Honest = Eerlijk
  • Tough = Moeilijk
  • Clearance = Opruiming
  • Dated = Gedateerd
  • Merchandise = Koopwaar
  • Employee = Werknemer
  • Common = Gemeenschappelijk
  • To invite = Uitnodigen
  • Retail = Detailhandel
  • Bite-sized = Hapklaar
  • To engage = Verbinden
  • Instead (of) = In plaats daarvan
  • Greengrocer = Groenteboer
  • Vegetable = Groente
  • Primarily = Hoofdzakelijk
  • Village = Dorp
  • Shopping Centre = Winkelcentrum
  • Trader = Handelaar
  • Possible = Mogelijk
  • Order = Bestelling
  • Just = Pas
  • Except = Behalve
  • Only = Maar
  • Delivery = Levering
  • Saturday morning = Zaterdagmorgen
  • To try hard = Zijn best doen
  • Wholesaler = Groothandel
  • Low demand for = Weinig vraag
  • Season = Seizoen
  • Popularity = Populariteit
  • Nowadays = Tegenwoordig
  • Benefit = Voordeel
  • Reward = Beloning
  • Predetermined = Vooraf bepaald
  • Knowledge = Kennis
  • To improve = Verbeteren
  • To develop = Ontwikkelen
  • To become = Worden
  • To figure out = Uitzoeken
  • Profit = Winst
  • To keep satisfied = Tevreden houden
  • Expense = Uitgave
  • To encounter = Tegenkomen
  • Rent = Huur
  • Utilities = Benodigdheden
  • Fees = Kosten
  • Upon = Bij
  • Accordingly = Overeenkomstig
  • To ensure = Zeker van zijn
  • To adjust = Aanpassen
  • To reduce = Verminderen
  • Waste = Afval
  • Due to = Ten gevolge van
  • To encourage = Aanmoedigen
  • Appealing = Aantrekkelijk
  • Occasionally = Af en toe
  • Sample = Proefmonster
  • Loss = Verlies
  • To violate = Schenden
  • Health = Gezondheid
  • Regularly = Regelmatig
  • Pumpkin = Pompoen
  • Gingerbread = Peperkoek
  • Shopping cart = Winkelwagentje
  • To go bad = Bederven
  • Pork = Varkensvlees
  • Ad = Advertentie
  • Market share = Marktaandeel
  • Solely = Uitsluitend
  • Disposable = Besteedbaar
  • Income = Inkomen
  • Labour costs = Loonkosten
  • Perfume = Parfum
  • Escalator = Roltrap
  • Stairs = Trap
  • Premises = Pand
  • Household / Domestic = Huishoudelijk
  • Appliance = Apparaat
  • Laundry = Wasgoed
  • Preservation = Behoud
  • Plumbing = Sanitair
  • Portable = Draagbaar
  • Real estate = Onroerend goed
  • Tenant = Huurder
  • Unfurnished = Ongemeubileerd
  • Property = Eigendom
  • Connection = Aansluiting
  • To comprise = Bevatten
  • Dishwasher = Afwasmachine
  • Drying cabinet = Droogkast
  • Stove = Fornuis
  • Water heater = Waterkoker
  • Trash compactor = Afvalpers
  • Microwave = Magnetron
  • Enamelled = Geëmailleerd
  • To accomplish = Vervullen
  • Toaster = Broodrooster
  • Humidifier = Bevochtiger
  • To contrast with = Tegenover elkaar staan
  • Consumer electronics = Consumentenelektronica
  • Leisure = Vrije tijd
  • Fan = Ventilator
  • To mount = Monteren
  • Ceramic = Keramisch
  • Juicer = Citruspers
  • Meat grinder = Vleesmolen
  • Coffee grinder = Koffiemolen
  • Herb = Kruid
  • Kettle = Ketel
  • Waffle iron = Wafelijzer
  • Dough = Deeg
  • Recently = Onlangs
  • To install = Installeren
  • Manual = Instructieboekje
  • Well = Goed
  • To connect = Aansluiten
  • Family member = Familielid
  • To return = Terugbrengen
  • Headquarters = Hoofdkantoor
  • Last = Jongstleden (jl.)
  • Branch = Filiaal
  • Mechanic = Monteur
  • Cashier = Caissière
  • To apologise = Verontschuldigen
  • to take time off = Vrij nemen
  • To compensate = Compenseren
  • Next = Aanstaande
  • Staff / personnel = Personeel
  • Voucher = Tegoedbon
  • Can be used = Te besteden
  • Faith = Vertrouwen
  • Weekly = Wekelijks
  • Newsletter = Nieuwsbrief
  • Offer = Aanbieding
  • Chips = Patat
  • Mashed = Gepureerd
  • Potatoes = Aardappels
  • Brand new = Gloednieuw
  • Colleague = Collega
  • Town = Stadje
  • Bakery = Bakkerij
  • Products = Artikelen
  • Formerly = Vroeger
  • Opening hours = Openingstijden
  • Fashion = Mode
  • Sandals = Sandalen
  • Takeaway = Afhaalrestaurant
  • Usually = Meestal
  • Pair of jeans = Spijkerbroek
  • Handbag = Handtas
  • Coastline = Kustlijn