Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • daughter = dochter
  • funny = grappig
  • holiday = vakantie
  • real = echt
  • last = vorige
  • tourist = toerist
  • visit = bezoeken
  • policeman = politieagent
  • laugh = lachen
  • understand = begrijpen
  • again = opnieuw
  • fill in = invullen
  • hurry up = opschieten
  • nobody = niemand
  • sugar = suiker
  • talk = praten
  • summer = zomer
  • speak = spreken
  • button = knop
  • exciting = spannend
  • famous = beroemd
  • mountain = berg
  • nervous = nerveus
  • people = mensen
  • adult = volwassene
  • child = kind
  • city = stad
  • attraction = attractie
  • wine = wijn
  • customer = klant
  • zoo = dierentuin
  • daily = dagelijks
  • first = eerst
  • supermarket = supermarkt
  • take = duren
  • tour = rondleiding