Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • officially = officieel
  • cause = veroorzaken
  • law = wet
  • accuse = beschuldigen
  • existence = het bestaan / bestaan
  • purpose = bedoeling / doel
  • government = regering
  • view = mening
  • society = maatschappij / vereniging
  • jail = gevangenis
  • share = deel / delen
  • soul = ziel
  • magic trick = goocheltruc
  • disappear = verdwijnen
  • hide - hid - hidden = verstoppen - verstopte - verstopt
  • see through = doorzien
  • Middle Ages = middeleeuwen
  • proof = bewijs
  • recently = onlangs
  • broomstick = bezemsteel
  • cure = genezen
  • remain = blijven
  • give up = opgeven
  • deaf = doof
  • aloud = hardop
  • fall ill = ziek worden
  • illness = ziekte
  • spoil - spoilt - spoilt = verwennen - verwende - verwend
  • scream / shout = schreeuwen
  • hire = huren
  • doll = pop
  • plate = bord
  • primary school = basisschool
  • extraordinary = buitengewoon
  • ordinary = gewoon
  • secondary school = middelbare school
  • male = van het mannelijke geslacht / mannelijk
  • autumn = herfst
  • forest = woud / bos
  • report = verslag uitbrengen
  • ground = grond
  • step by step = stap voor stap
  • progress = vooruitgang
  • spot = plaats / plek
  • object = voorwerp
  • speak - spoke - spoken = spreken - sprak - gesproken
  • convince = overtuigen
  • gap = gat
  • speed = snelheid
  • except = behalve
  • tape = plakband / band
  • remove = verwijderen
  • ride - rode - ridden = rijden - reed - gereden / paardrijden - reed paard - paardgereden
  • refuse = weigeren
  • advise = adviseren
  • office = kantoor
  • shed = schuur
  • similar = vergelijkbaar
  • complaint = klacht
  • planet = planeet
  • pet = huisdier
  • show - showed - shown = laten zien - liet zien - laten zien
  • depend on = afhangen van
  • female = van het vrouwelijke geslacht / vrouwelijk
  • slightly = een beetje / enigszins
  • bark = blaffen
  • joke = grap / mop
  • exchange = ruilen
  • float = drijven / dobberen / zweven
  • air = lucht