Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • bicycle / bike = fiets
  • ear = oor
  • here = hier
  • little = klein
  • meat = vlees
  • month = maand
  • nose = neus
  • place = plaats
  • scary / creepy = eng
  • swim = zwemmen
  • work = werken
  • bag = tas
  • city / town = stad
  • head = hoofd
  • hope = hopen
  • love = houden van
  • new = nieuw / nieuwe
  • safe = veilig / veilige
  • stand = staan
  • stop = halte
  • tree = boom
  • walk = lopen
  • always = altijd
  • bin / dustbin = vuilnisbak
  • classroom = klaslokaal
  • door = deur
  • food = eten / voedsel
  • guest = gast
  • key = sleutel
  • left = links
  • never = nooit
  • towel = handdoek
  • wash = wassen
  • window = raam
  • blonde = blond
  • blouse = blouse
  • boyfriend = vriendje
  • I see. = Ik snap het.
  • somebody / someone = iemand
  • black = zwart
  • blue = blauw
  • brown = bruin
  • green = groen
  • orange = oranje
  • red = rood
  • white = wit
  • yellow = geel