Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • to amount to = neerkomen op
  • asset = aanwinst
  • awkward = ongemakkelijk
  • to brag = opscheppen
  • to curse = vervloeken / uitschelden
  • damages = schadevergoeding
  • decency = fatsoen
  • dignity = waardigheid / respect
  • dismal = grauw / somber
  • exhausted = uitgeput
  • foul = smerig
  • to generate = produceren / creëren
  • to harass = treiteren / pesten
  • preoccupied with = in beslag genomen door
  • to question = in twijfel trekken
  • to regard as = beschouwen als
  • revenues = inkomsten
  • to squeeze = afpersen
  • to sue = vervolgen
  • transparent = duidelijk / helder
  • trivial = onbelangrijk / onbeduidend
  • unacquainted = onbekend
  • utter = volkomen
  • antics = grappig, dom gedrag
  • appropriate = passend
  • backlash = negatieve reactie
  • beat about the bush = ergens omheen draaien
  • binge-drinking = comazuipen
  • boost = oppepper
  • booze = zuipen
  • collateral = bijkomend en onbedoeld
  • compatible = verenigbaar / bij elkaar passend
  • convoy = kolonne / konvooi
  • to endure = verdragen
  • to entice = lokken / verleiden
  • hooliganism = vandalisme
  • to issue = naar buiten brengen
  • lad = jongen / jongeman
  • misbehaviour = wangedrag
  • package-holiday = geheel verzorgde vakantie
  • pact = verdrag / overeenkomst
  • stag party = vrijgezellenfeest
  • to stage = organiseren (voor openbaar publiek) / organiseren
  • union jack = Britse vlag
  • adjoining = aangrenzend
  • convent = klooster
  • craft = ambacht / handwerk
  • cultivate = bewerken (van grond) / bewerken
  • horrid = afschuwelijk
  • posh = deftig / chic
  • setting = omgeving
  • shaft = schacht
  • speck = vlekje
  • ticket booth = kaartenverkooppunt
  • alienated = buitengesloten
  • appalling = verschrikkelijk
  • chair = voorzitten
  • commemoration = herdenking
  • to demolish = slopen
  • to devastate = vernietigen
  • distinguished = vooraanstaand
  • to emerge = tevoorschijn komen / opkomen
  • empathy = inlevingsvermogen
  • inquiry = onderzoek
  • to ratify = goedkeuren en ondertekenen
  • reconciliation = verzoening
  • to restore = herstellen
  • to subject to = onderwerpen aan
  • undue = buitensporig
  • auction = veiling
  • converted = verbouwd
  • daunting = ontmoedigend
  • derelict = vervallen
  • to expand = uitbreiden
  • fee = kosten / vergoeding / tarief
  • furnished = ingericht / gemeubileerd
  • heater = verwarming
  • hood = motorkap
  • junction = kruispunt
  • lease = huurcontract
  • medieval = middeleeuws
  • mortgage = hypotheek
  • occupant = bewoner
  • to pull over = stoppen aan de kant van de weg
  • real estate agent = makelaar
  • self-catering = met een keuken
  • tenant = huurder
  • vent = ventilator
  • vicinity = omgeving / nabijheid
  • adverse = ongunstig / schadelijk
  • benign = aardig / vriendelijk
  • consent = toestemming
  • to contaminate = verontreinigen / vervuilen
  • distribution = verdeling
  • emission = uitstoot
  • exploitative = uitbuitings
  • greenhouse = broeikas
  • to be laid off = ontslagen worden
  • mainstream = meest voorkomend
  • pollution = vervuiling
  • to preserve = behouden
  • sustainable = duurzaam
  • urbanised = verstedelijkt
  • vendor = verkoper
  • to wipe out = uitroeien