Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • to encourage = aanmoedigen
  • to beg = bedelen
  • site = belangrijke plaats / plaats
  • within = binnen (+ periode) / binnen
  • source = bron
  • foreign = buitenlands
  • main = hoofd- / voornaamste
  • receipt = kassabon
  • apparently = kennelijk / blijkbaar
  • regarding = met betrekking
  • currency = munteenheid / valuta
  • fake = nep / onecht
  • to bargain = onderhandelen
  • meanwhile = ondertussen
  • attempt = proberen / pogen
  • dozens of = tientallen
  • to lend = uitlenen
  • to rely = vertrouwen op
  • to replace with = vervangen door
  • to make progress = vooruitgang boeken
  • to afford = zich veroorloven
  • to settle = zich vestigen
  • civilised = beschaafd
  • destination = bestemming
  • to be fed up with = beu zijn / genoeg hebben van
  • resident = bewoner
  • mayor = burgemeester
  • steady = constant / gestaag
  • daily = dagelijks
  • grateful = dankbaar
  • survey = enquête
  • fountain = fontein
  • fault = fout
  • embarrassing = gênant
  • marvellous = geweldig / prachtig
  • guide = gids
  • growth = groei / toename
  • to employ = in dienst hebben
  • break = korte vakantie
  • incapable of = niet in staat om
  • to deal with = omgaan met
  • poll = opiniepeiling
  • to vomit = overgeven
  • accurately = precies / nauwkeurig
  • to gather = samenkomen / zich verzamelen
  • atmosphere = sfeer
  • taste = smaak
  • to provoke = uitdagen / provoceren
  • to ban = verbieden
  • to endure = verdragen
  • to assure = verzekeren
  • major = zeer belangrijk / zeer groot
  • inhabitant = bewoner / inwoner
  • hardly ever = bijna nooit
  • 25-euro fine = boete van 25 euro
  • guard = conducteur
  • witness = getuige
  • cosy = gezellig
  • delicious = heerlijk
  • don't mind = het niet erg vinden om / het niet erg vinden
  • capital = hoofdstad
  • to put together = in elkaar zetten
  • cash desk = kassa
  • chewing gum = kauwgom
  • monastery = klooster
  • work of art = kunstwerk
  • latter = laatstgenoemde
  • lively = levendig
  • match = lucifer
  • monk = monnik
  • neither … nor = noch ... noch
  • among other = onder andere
  • tube = ondergrondse / metro
  • to cross = oversteken
  • Pope = paus
  • creature = schepsel
  • opposite = tegenover
  • exhibit = tentoongesteld voorwerp
  • happen to see = toevallig zien
  • as a matter of fact = trouwens
  • to jump = voordringen
  • spare time = vrije tijd
  • to be mistaken = zich vergissen
  • as well as = zowel ... als
  • to recommend = aanbevelen
  • to decline = afnemen in aantal / afnemen
  • distinct = apart / afzonderlijk
  • interest = belang
  • significant = belangrijk
  • policy = beleid
  • contribute to = bijdragen aan / een bijdrage leveren aan
  • suburbs = buitenwijken
  • rate = cijfer
  • thanks to = dankzij / wegens
  • apology = excuus / verontschuldiging
  • event = gebeurtenis
  • to be forced = gedwongen
  • to heal = genezen
  • elect = kiezen
  • rural = landelijk (van een gebied) / landelijk
  • to join = lid worden van
  • suffer from = lijden onder
  • abuse = misbruik
  • to ignore = negeren
  • moving = ontroerend
  • judgement = oordeel
  • to establish = oprichten
  • procession = optocht / stoet
  • to take place = plaatsvinden
  • foster family = pleeggezin
  • harm = schade
  • by the time = tegen de tijd dat
  • extensive = uitgebreid
  • determination = vastberadenheid
  • comparable = vergelijkbaar
  • representative = vertegenwoordiger
  • to care for = verzorgen
  • appreciation = waardering
  • despair = wanhoop
  • mutual = wederzijds
  • secluded = afgesloten (en privé-) / afgesloten
  • as a result / as a result of that = als gevolg daarvan
  • available = beschikbaar
  • to offer = bieden
  • Moreover = bovendien
  • superb = grandioos / prachtig
  • semi-detached = half vrijstaand
  • How much is it? = Hoe duur is het?
  • ten at most / ten at the most = maximaal tien
  • surroundings = omgeving
  • ceiling = plafond
  • straight = rechtstreeks
  • terraced house = rijtjeshuis
  • ample = ruimschoots / ruim
  • fluency = spreekvaardigheid
  • for rent = te huur
  • to affect = van invloed zijn op
  • secure = veilig
  • to improve = verbeteren
  • delay = vertraging
  • lounge = zitkamer
  • as soon as possible = zo spoedig mogelijk
  • to threaten = bedreigen
  • species = dier- of plantensoort / soort
  • genuine = echt
  • to lack = een gebrek hebben aan
  • entire = geheel / compleet
  • sensitive = gevoelig
  • weight = gewicht
  • contrary to = in tegenstelling tot
  • impact = krachtig effect
  • artificial = kunstmatig
  • environmental = milieu
  • solution to = oplossing voor
  • to exaggerate = overdrijven
  • to overrate = overschatten
  • to argue = stellen / ervoor pleiten
  • trip = tocht / tochtje
  • crucial = van enorm belang
  • to sail = varen
  • advanced = vergevorderd
  • adequate = voldoende / genoeg
  • to benefit from = voordeel hebben van
  • profit = winst