Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • the amount = de hoeveelheid
  • the calorie = de calorie
  • the crisps = de chips
  • the diet = het dieet
  • the ingredient = het ingrediënt
  • the dash = een snufje
  • the muscle = de spier
  • natural = natuurlijke
  • simple = eenvoudig;simpel
  • advise = adviseren
  • the choice = de keuze
  • curse = vervloeken;verwensen
  • the death = de dood
  • delete = verwijderen;deleten
  • either… or = dit of …
  • the joke = de grap
  • safe = veilig
  • scare = bang maken
  • wasted = verspillen
  • abroad = buitenland
  • allow = toestaan;goedvinden
  • apart from = behalve;afgezien van
  • approve = goedkeuren;autoriseren
  • the area = het gebied
  • the border = de grens
  • the cabin = de cabine
  • the carrier = de luchtvaartmaatschappij
  • the certificate = het certificaat
  • count = tellen
  • depend on something = van iets afhangen
  • the guide dog = de blindengeleidehond
  • normally = gewoonlijk
  • the owner = de eigenaar
  • the result = het resultaat
  • the rule = de regel
  • successful = succesvol
  • the test = de test
  • the transport = het transport
  • the vet = de dierenarts
  • the battle = de strijd
  • the female = de vrouw
  • tune in = afstemmen
  • access = toegang hebben tot
  • the account = de rekening
  • connect = verbinden
  • the criminal = de crimineel
  • the currency = de valuta
  • demand = vragen
  • destroy = vernietigen
  • fortunately = gelukkig
  • the goods = de goederen
  • install = installeren
  • protect = beschermen
  • realize = realiseren
  • subscribe = abonneren
  • the target = het doelwit;het doel
  • the tax = de belasting
  • threaten = dreigen
  • transfer = overplaatsen
  • valuable = waardevol
  • the value = de waarde
  • the condition = de staat
  • unlocked = ontgrendeld;open
  • in advance = van tevoren
  • the individual = het individu
  • note = opmerken
  • the VAT = de BTW
  • the attention = de aandacht
  • cause = veroorzaken
  • convince = overtuigen
  • the depth = de diepte
  • the description = de beschrijving
  • the distraction = de afleiding
  • the dozen = het dozijn
  • dull = saai
  • the environment = de omgeving;het milieu
  • explore = ontdekken
  • in particular = in het bijzonder
  • the interest = interesse
  • rarely = zelden;bijna nooit
  • the society = de gemeenschap
  • surround = omgeven
  • unable = niet in staat zijn
  • waste = vervuilen