Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • to think = denken
  • thought = dacht, dachten / dacht / dachten
  • to go = gaan
  • went = ging, gingen / ging / gingen
  • detective = detective
  • uniform = uniform
  • to give = geven
  • gave = gaf, gaven / gaf / gaven
  • clue = aanwijzing
  • to tell = vertellen
  • told = vertelde, vertelden / vertelde / vertelden
  • accent = accent
  • Scotland = Schotland
  • to spell = spellen
  • original = origineel
  • not … either = ook niet
  • California = Californië
  • to have = hebben
  • had = had, hadden / had / hadden
  • centre = centrum
  • Glasgow = Glasgow
  • to seem = lijken
  • to mean = bedoelen
  • meant = bedoelde, bedoelden / bedoelde / bedoelden
  • college = middelbare school
  • to find out = ontdekken
  • found out = ontdekte, ontdekten / ontdekte / ontdekten