Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • Bumped into = tegenkwam
  • Guess Who I Bumped into?

    Raad eens wie ik tegenkwam?

  • (to) wander = rondlopen, zwerven
  • thinking aloud = hardop aan het denken
  • He was thinking aloud.

    Hij was hardop aan het denken.

  • bumped into = botste
  • He bumped into another city dweller.

    Hij botste tegen een andere stadsbewoner aan.

  • bump into = tegenkomen, tegenaan botsen
  • to bump into

  • he apologized = verontschuldigde hij zich
  • "\"I'm terribly sorry\", he apologized."

    “Het spijt me vreselijk”, verontschuldigde hij zich.

  • caught up in my thoughts = in gedachten verzonken
  • I was caught up in my thoughts.

    Ik was in gedachten verzonken.

  • watching my step either = lette ook niet op waar ik liep
  • I wasn't watching my step either.

    Ik lette ook niet op waar ik liep .

  • Don't I know you from somewhere? = Ken ik je niet ergens van?
  • laugh = lachen
  • They both began to laugh.

    Allebei begonnen ze te lachen.

  • met = ontmoet
  • They had met each other the week before.

    Ze hadden elkaar vorige week ontmoet.

  • suggested = stelde voor
  • Tim suggested to have a donut.

    Tim stelde voor om een donut te nemen.

  • replied = antwoordde
  • Sheila replied Tim was on a diet.

    Sheila antwoordde dat Tim op dieet was.

  • met = ontmoette
  • I met Frank on September twelfth.

    Ik ontmoette Frank op twaalf september.

  • Unfortunately = Jammer genoeg
  • Unfortunately, I lost his address.

    Jammer genoeg ben ik zijn adres kwijt.

  • resembles = lijkt op
  • His friend resembles George Clooney.

    Zijn vriend lijkt op George Clooney.

  • is tied in a small bow = zit in een klein staartje
  • His hair is tied in a small bow.

    Zijn haar zit in een klein staartje.

  • He embarrasses me. = Ik schaam me voor hem.
  • gratefully appreciate it = heel erg op prijs stellen
  • I would gratefully appreciate it.

    Ik zou het heel erg op prijs stellen.

  • if you tell him = als je hem zou vertellen dat
  • girlfriend = vriendin
  • I'm in the park with my girlfriend.

    Ik ben in het park ben met mijn vriendin.

  • the two dollars = de twee dollar
  • Angela and I don't want the two dollars back.

    Angela en ik willen de twee dollar niet terug.