- Engels Nederlands
- musical instrument = muziekinstrument
-
Do you play a musical instrument?
Speel je een muziekinstrument?
- friends = vrienden
-
On my night out I enjoy talking to friends.
Als ik een avondje uitga, praat ik graag met vrienden.
- build = bouwt
-
My brother likes to build model planes.
Mijn broer bouwt graag modelvliegtuigjes.
- cheats = speelt
-
She cheats at cards.
Ze speelt vals met kaarten.
- darts = darten
-
I like playing darts.
Ik hou van darten.
- match = wedstrijd
-
The match was cancelled.
De wedstrijd werd afgelast.
- exercises = oefeningen
-
John exercises every day.
John oefeningen elke dag.
- morning = ochtend
-
Sally always goes for a run in the morning.
Sally gaat ieder ochtend een stuk hardlopen.
- skiing = skieen
-
I don't like skiing at all.
Ik hou helemaal niet van skieen.
- dancing = dansen
-
I am very fond of dancing.
Ik ben dol op dansen.
- tennis = getennist
-
Have you ever played tennis?
Heb je wel eens getennist?
- played = gespeeld
-
They played very well.
Ze hebben goed gespeeld.
- hike = wandelingen
-
On weekends they like to go for a hike.
In het weekend maken ze graag lange wandelingen.
- piano = spelen
-
She loves to play the piano.
Ze houdt van de piano te spelen.
- swimming = zwemmen
-
I enjoy swimming.
Ik vind zwemmen heerlijk.