- Engels Nederlands
- Let's meet at the ticket office. = Laten we bij het (kaartjes) loket afspreken.
- Let's meet before the show. = Laten we voor het concert afspreken.
- Can I come too? = Mag ik ook komen?
- Where is it? = Waar is het?
- Where are you? = Waar ben je?
- When do you do it? = Wanneer doe je het?
- What do you do after school? = Wat doe je na school?
- I like to play football. = Ik speel graag voetbal.
- She likes to read books. = Zij leest graag boeken.
- I enjoy to do new tricks. = Ik vind het leuk om nieuwe trucs uit te proberen.