NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Engels - moved
Eisma - Library
Library 2nd Edition - jaar 1
BK - File 4 - Post It, Like It - A
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren.
Print de lijst als
flashcards
.
Lijst exporteren als tekstbestand.
Engels
Nederlands
brains
=
hersenen
customer
=
klant
dish
=
gerecht
guy
=
vent
headache
=
hoofdpijn
meat
=
vlees
office space
=
kantoorruimte
relative
=
familielid
safe
=
kluis
sentence
=
zin
snail
=
slak
stuff
=
zooi
discovered
=
ontdekte
happened
=
gebeurde
heard
=
gehoord
to belong to
=
behoren aan/zijn van
to convince
=
overtuigen
to eat
=
eten
to end up
=
eindigen in
to flush the toilet
=
doortrekken, doorspoelen
to get rid of
=
wegdoen
to lick
=
likken
to like
=
leuk vinden
to make up
=
verzinnen / bedenken
to need to
=
nodig hebben
to pick
=
kiezen
to sound
=
klinken
to vanish
=
verdwijnen
to visit
=
bezoeken
apparently
=
blijkbaar
cute
=
schattig
dangerous / scary
=
gevaarlijk
fake
=
vals
funny
=
grappig
really
=
echt
strange / weird
=
vreemd
true
=
waar
twice
=
twee keer
That animal belongs to my relative.
=
Dat dier is van mijn familielid.
She cannot be convinced.
=
Zij kan niet worden overtuigd.
If you eat meat, you are not a vegetarian.
=
Als je vlees eet, ben je geen vegetariër.
He ended up in hospital after eating snails.
=
Hij belandde in het ziekenhuis na het eten van slakken.
Flush the toilet when you are ready!
=
Doorspoelen als je klaar bent!
We got rid of the dog.
=
We hebben de hond weggedaan.
The dog licked my hand.
=
De hond likte mijn hand.
That is not true. You made that up!
=
Dat is niet waar. Je hebt het verzonnen!
I need an answer.
=
Ik heb een antwoord nodig.
Which guy would you pick?
=
Welke vent zou jij kiezen?
This sounds very strange.
=
Dit klinkt erg raar.
The weird girl vanished.
=
Het vreemde meisje verdween.
We visit our family on Sunday.
=
We bezoeken onze familie op zondag.