- Engels Nederlands
- a bunch = een groepje
- choice = keuze
- comic book = stripboek
- exhibition = tentoonstelling
- farm = boerderij
- invoice = factuur
- nephew = neef
- to brush = borstelen
- to laugh = lachen
- to remember = herinneren
- according to = volgens
- boring = saai
- off by heart = uit je hoofd
- independent = onafhankelijk
- jealous = jaloers
- ridiculous = belachelijk
- unusual = vreemd