- Engels Nederlands
- advice = advise
- approach = aanpak
- bar = reep
- company = bedrijf
- comparison = vergelijking
- driveway = oprijlaan
- factory = fabriek
- image = beeld, imago
- inventor = uitvinder
- phrase = uitdrukking
- rhyme = rijm
- tension = spanning
- wrapper = wikkel
- can do the trick = kan het gewenste resultaat geven
- to divide = verdelen
- to expect = verwachten
- to remember = onthouden
- to sell = verkopen
- to unveil = onthullen
- distinct = duidelijk
- effective = effectief
- funny = grappig
- separate = aparte
- unique = uniek