- Engels Nederlands
- clothes = kleren
- coach = coach/trainer
- collection = collectie
- exercise = oefening
- guess = gok
- lesson = les
- motivation = motivatie
- opportunity = kans, gelegenheid
- passion = passie
- rhythm = ritme
- shoes = schoenen
- style = stijl
- swimming pool = zwembad
- value = waarde
- work = werk
- to achieve = bereiken
- to continue = doorgaan
- to dance = dansen
- to forget = vergeten
- to swim = zwemmen
- big / large = groot
- difficult = moeilijk
- everything = alles
- fantastic = fantastisch
- first = eerst
- good = goed
- healthy = gezond
- massive = enorm
- new = nieuw
- original = origineel
- popular = populair
- priceless = niet in geld uit te drukken
- regular = gewoon
- rich = rijk
- unusual = ongewoon