Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • butter = boter
  • chef = chef-kok
  • egg = ei
  • farm = boerderij
  • form = vormpje
  • fries = frietjes
  • ingredient = ingrediënt
  • mixture = beslag
  • oil = olie
  • potato = aardappel
  • recipe = recept
  • sugar = suiker
  • supplier = leverancier
  • to add = toevoegen
  • to bake = bakken
  • to cook = koken
  • to cut = snijden
  • to dry = drogen
  • to eat = eten
  • to freeze = invriezen
  • to fry = frituren
  • to harvest = oogsten
  • to melt = smelten
  • to pack = inpakken, verpakken
  • to preheat = voorverwarmen
  • to pour = inschenken, gieten
  • to smell = ruiken
  • to sort = sorteren, uitzoeken
  • to wash = wassen
  • regular = regelmatig
  • sweet = zoet