- Engels Nederlands
- accent = accent
- age = leeftijd
- beard = baard
- belt = riem
- build = bouw
- cheek = kaak
- church = kerk
- clothes = kleren
- colour = kleur
- eye = oog
- female = vrouwelijk, vrouw
- hair = haar
- height = lengte, hoogte
- jeans = spijkerbroek
- male = mannelijk, man
- race = ras
- shoes = schoenen
- sweater = trui
- trainers, sneakers = sportschoenen
- trousers = broek
- weight = gewicht
- witness = getuige
- to stay overnight = logeren
- about = ongeveer
- beautiful = mooi
- big / tall = groot
- black = zwart
- blue = blauw
- brown = bruin
- confident = zeker van zichzelf
- curly = krullend
- fast = snel
- fat = dik
- green = groen
- grey = grijs
- insecure = onzeker
- kind = vriendelijk
- long = lang
- nervous = zenuwachtig
- orange = oranje
- pale = bleek
- pink = roze
- purple = paars
- red = rood
- rude = onbeleefd
- short = kort
- slim = slank
- small = klein
- strong = sterk
- thin = dun
- ugly = lelijk
- unfriendly = onvriendelijk
- weak = zwak
- white = wit
- without = zonder
- yellow = geel